- Draai de occluder naar rechts totdat u weerstand voelt.
- Draai de occluder 1/8 slag naar links om het vrijgeven van het hulpmiddel bij plaatsing te vereenvoudigen.
OPMERKING: Als de occluder van de plaatsingskabel wordt losgekoppeld, bevestigt u deze opnieuw aan het distale
uiteinde van de plaatsingskabel door het hulpmiddel ongeveer 4 of 5 slagen naar rechts te draaien totdat het vastzit.
Draai de occluder vervolgens 1/8 slag naar links om het vrijgeven van het hulpmiddel bij het implanteren te
vereenvoudigen.
8. Laad de occluder in het laadinstrument.
a. Spoel het laadinstrument en de hemostaseklep met steriele zoutoplossing.
b. Trek, als de occluder en het distale uiteinde van het laadinstrument zijn ondergedompeld in steriele zoutoplossing,
de plaatsingskabel terug om het hulpmiddel in het laadinstrument te trekken totdat de markering op de distale band
van de occluder de laadtip bereikt.
9. Spoel steriele zoutoplossing door de hemostaseklep totdat er geen luchtbellen meer zichtbaar zijn op de geladen
occluder.
OPMERKING: De bevestiging van de occluder op de kabel kan na het laden worden gecontroleerd door de kabel naar
rechts te draaien totdat u weerstand voelt. Vervolgens draait u de kabel 1/8 slag naar links.
10. Bereid de Amplatzer™ Talisman™ plaatsingsschacht volgens de gebruiksaanwijzing van de Amplatzer™ Talisman™
plaatsingsschacht.
11. Steek de dilatator in de plaatsingsschacht en draai de luer-lockverbinding aan.
12. Schuif de dilatator en de plaatsingsschacht over de voerdraad, door het PFO het linkeratrium in en bevestig de
correcte verplaatsing via een echo en/of fluoroscopie.
WAARSCHUWING: Voer de dilatator en de plaatsingsschacht niet op als u weerstand ondervindt.
13. Verwijder de voerdraad en de dilatator langzaam om binnendringen van lucht te voorkomen. Zorg dat er bloed kan
terugstromen om alle lucht uit het systeem te verwijderen.
14. Bevestig, terwijl u zorgt voor een blijvende nat-tot-nat-toestand, het laadinstrument op de plaatsingsschacht en draai
de luer-lockverbinding aan om de twee onderdelen te vergrendelen.
15. Voer de plaatsingskabel en de occluder op via de plaatsingsschacht totdat de occluder de tip van de schacht bereikt.
Een markering op de kabel geeft aan dat de occluder het uiteinde van de schacht nadert.
LET OP: Draai de kabel niet tijdens het opvoeren van de occluder. Voer de plaatsingskabel en de occluder niet
op als u weerstand ondervindt.
16. Houd, onder geleiding van echocardiografie en fluoroscopie, de plaatsingskabel op zijn plek terwijl u de
plaatsingsschacht terugtrekt om de linker atriale schijf en een deel van de verbindingspin te plaatsen.
17. Trek de linker atriale schijf zachtjes tegen het atriale septum. U kunt dit voelen of u kunt dit zien op de
echocardiografie of fluoroscopie.
18. Houd de plaatsingskabel iets onder spanning bij het terugtrekken van de plaatsingsschacht (5-10 cm) om de rechter
atriale schijf te plaatsen.
19. Gebruik een echocardiografie of een angiografie om te bevestigen dat het hulpmiddel op zijn plaats zit en beoordeel
de resterende shunt of ineffectiviteit van de klep.
20. Beweeg, voorafgaand aan het loskoppelen van de occluder, de plaatsingskabel rustig heen en weer (duw-trektest) om
er zeker van te zijn dat de occluder stevig over het septum is geplaatst.
21. Als de positie van de occluder onstabiel is of storing veroorzaakt in naastgelegen cardiale structuren (zoals SVC, PV,
MV, CS, AO), verwijdert u de occluder niet uit de plaatsingskabel en voert u de volgende stappen uit:
a. Haal de occluder terug door de plaatsingskabel te stabiliseren en voer de plaatsingsschacht op totdat de occluder
zich volledig in de schacht bevindt.
b. Positioneer en plaats de occluder opnieuw of verwijder deze uit de patiënt.
OPMERKING: De occluder kan maximaal drie keer worden geplaatst. Als de occluder nog steeds niet goed is
gepositioneerd, verwijdert en vervangt u zowel het hulpmiddel als de schacht.
22. Als de occluder niet terugkomt in de oorspronkelijke vorm, haalt u het hulpmiddel terug en vervangt u het door een
nieuw hulpmiddel.
23. Bevestig de kunststof klem op het proximale uiteinde van de plaatsingskabel.
177