Eigenschappen Magneet; Nacontrole - BIOTRONIK Idova 7 Manual Tecnico

Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 94
Elektrodendefecten herkennen
De automatische impedantiemeting is altijd ingeschakeld.
• Impedantiewaarden die duiden op een technische storing bij de elektroden worden
in de eventlijst gedocumenteerd.
Rekening houden met stroomverbruik en bedrijfstijd
Voor RF-telemetrie is wat meer stroom nodig: Het stroomverbruik bij implantatie komt
overeen met ongeveer 10 dagen bedrijfstijd, het verbruik van een nacontrole van 20 min
komt ongeveer overeen met 3 dagen.
• Geen onnodige RF-telemetrie opbouwen.
• Na 5 min zonder invoer schakelt SafeSync over op een stroomspaarmodus.
• De batterijcapaciteit van het implantaat regelmatig controleren.

Eigenschappen magneet

Positionering van de programmeerkop bij ingestelde ICD-therapie
Als ten eerste een aangesloten programmeerkop is gepositioneerd en met het
programmeerapparaat communiceert en als ten tweede de ICD-therapie op permanent
is ingesteld, blijven detectie en therapie - behalve tijdens diagnostische tests -
behouden. Als de ICD-therapie niet permanent is ingesteld, is er ook bij positionering
van de programmeerkop geen sprake van therapie.
Positionering van de programmeerkop
Als de programmeerkop wordt gepositioneerd is er nog tijd voor het uitlezen van het
implantaat en voor de manuele activering of deactivering van de therapie, voordat het
implantaat weer overschakelt op de voorheen als permanent ingestelde therapiestatus.
Hetzelfde geldt bij positionering van de programmeerkop om de RF-telemetrie teweeg
te brengen.
Positionering van een permanente magneet
Door de positionering van een permanente magneet worden detectie en therapie van
tachycardische voorvallen onderbroken. Na 8 uur van een dusdanige deactivering scha-
kelt het implantaat de therapiefuncties automatisch weer in om een onbedoelde
permanente deactivering te voorkomen.
• Als detectie-onderbrekingen van meer dan 8 uur vereist zijn moet de magneet
tussentijds een keer kort van het implantaat worden afgenomen. Bij herpositione-
ring wordt de tijdspanne van 8 uur opnieuw gestart.
• Magneten van BIOTRONIK gebruiken: Permanente magneten type M-50.

Nacontrole

Intervallen van de nacontrole
Nacontroles van de ICD moeten in regelmatige, afgesproken intervallen worden uitge-
voerd.
• Na beëindiging van de ingroeifase van de elektroden, ongeveer 3 maanden na
implantatie, moet de eerste nacontrole bij de arts met het programmeerapparaat
(In-Clinic nacontrole) worden uitgevoerd.
• Jaarlijks, uiterlijk 12 maanden na de laatste In-Clinic nacontrole, moet de volgende
In-Clinic nacontrole worden uitgevoerd.
Nacontrole met BIOTRONIK Home Monitoring
De bewaking via Home Monitoring vervangt niet een uit andere medische redenen
vereist, regelmatig persoonlijk bezoek bij de arts. Een door Home Monitoring onder-
steunde nacontrole kan een In-Clinic nacontrole onder volgende voorwaarden functio-
neel vervangen:
• De patiënt wordt erover geïnformeerd dat deze ondanks bewaking middels Home
Monitoring de arts moet contacteren, indien symptomen sterker worden of opnieuw
optreden.
• Implantaatmeldingen worden regelmatig verzonden.
• De arts bepaalt of de door Home Monitoring geleverde gegevens met betrekking tot
de klinische toestand van de patiënt en de technische toestand van het implantaat-
systeem voldoende informatie verschaffen; indien niet, moet een In-Clinic nacon-
trole worden uitgevoerd.
Mogelijke vroege herkenning van events via Home Monitoring kunnen een aanvullende
In-Clinic nacontrole tot een vereiste maken. Bijvoorbeeld kunnen de geleverde gege-
vens vroegtijdig op elektrodenproblemen of op een afzienbaar End of Service (ERI)
wijzen. Bovendien kunnen de gegevens aanwijzingen over detectie van tot nu toe onbe-
kende aritmieën of over wijziging van de therapie middels opnieuw programmeren van
het implantaat bevatten.
Nacontrole met het programmeerapparaat
Ga bij In-Clinic nacontrole als volgt te werk:
1
ECG opnemen en evalueren.
2
Implantaat uitlezen.
3
Status en automatisch gemeten gegevens van de nacontrole evalueren.
4
Sensing- en stimulatiefunctie controleren.
224
®
Tabla de contenido
loading

Tabla de contenido