Blom-Singer
-verblijfstemprotheses
®
1. Gebruik uitsluitend het korte uiteinde van het gelkapje. Gooi de lange kant van het gelkapje
weg (afbeelding 3).
2. Vouw de oesofageale rand stevig dubbel naar de binnenkant van het hulpmiddel toe
(afbeelding 4).
3. Vouw de twee buitenste randen van de oesofageale rand stevig tegen de gevouwen rand
(afbeelding 5) en houd de prothese in deze gevouwen positie.
4. Steek het gevouwen deel van de oesofageale rand in het gelkapje (afbeelding 6). Duw de
gevouwen oesofageale rand voorzichtig zo ver mogelijk het gelkapje in.
5. Gebruik de gebogen zijde van het randinbrenginstrument en volg de kromming van het
hulpmiddel om het resterende deel van de gevouwen oesofageale rand volledig in het gelkapje
te duwen (afbeelding 7). Gebruik geen scherpe of getande instrumenten; deze kunnen de
prothese of het gelkapje beschadigen.
6. De oesofageale rand moet naar voren gevouwen zijn en moet zich geheel in het gelkapje
bevinden (afbeelding 8).
Het hulpmiddel inbrengen
1. Plaats het hulpmiddel in het inbrenginstrument en maak het veiligheidsbandje vast aan de
veiligheidspen (afbeelding 9).
2. Waarschuw de patiënt dat hij of zij niet mag slikken terwijl u het dilatatie- of
maatbepalingsinstrument verwijdert; zo voorkomt u aspiratie van speeksel in de trachea
voordat de stemprothese wordt ingebracht.
3. Breng een dun laagje glijmiddel op waterbasis (niet op oliebasis) aan op de punt van het
hulpmiddel aan de zijde met het gelkapje en plaats de punt van de stemprothese in de TEP
met het veiligheidsbandje naar boven. Breng het hulpmiddel volledig in de TEP in totdat de
tracheale rand van het hulpmiddel stevig tegen het posterieure tracheale slijmvlies is geplaatst.
4. Houd het hulpmiddel gedurende minimaal drie minuten in deze volledig ingebrachte positie
vast, zodat het gelkapje kan oplossen en de oesofageale rand in de oesofagus kan worden
geplaatst. Patiënten moeten worden geïnstrueerd om speeksel door te slikken, zodat het
gelkapje gemakkelijk oplost.
5. Controleer of de oesofageale rand is geplaats: draai het hulpmiddel op het inbrenginstrument
terwijl het in de TEP zit. Het hulpmiddel zal gemakkelijk op het inbrenginstrument ronddraaien
in de TEP als de oesofageale rand is geplaatst en tegen de oesofageale voorwand rust. Er is een
duidelijke weerstand te voelen bij het ronddraaien van het hulpmiddel als het gelkapje niet is
opgelost of niet goed in de TEP is geplaatst in plaats van in het lumen van de oesofagus.
6. Maak het veiligheidsbandje van het hulpmiddel los van de veiligheidspen van het
inbrenginstrument. Houd een vinger tegen het veiligheidsbandje aan en haal het
inbrenginstrument met een draaiende beweging uit het hulpmiddel. Fixeer het
veiligheidsbandje van het hulpmiddel op de hals met medische zelfklevende tape over het
veiligheidsbandje.
Waarschuwing: ga voorzichtig te werk om ervoor te zorgen dat de stemprothese bij het
verwijderen van het inbrenginstrument niet wordt verplaatst; dit kan namelijk leiden tot
aspiratie van het hulpmiddel.
7. Beoordeel de capaciteit om tracheo-oesofageaal stemgeluid te produceren. Digitale afsluiting
van het tracheostoma zal de luchtstroom van de trachea wegleiden. Een hulpmiddel dat correct
is gepositioneerd waarbij het gelkapje volledig is opgelost, zorgt ervoor dat de luchtstroom
de scharnierklep opent en naar de oesofagus voert voor tracheo-oesofageale spraakproductie
(afbeelding 10).
8. Controleer of er geen sprake is van lekkage door en rondom het hulpmiddel door de patiënt
water te laten drinken (afbeelding 11).
Bevestiging van de klepfunctie en de plaatsing van de esofageale rand (Non-Dual Valve)
58 I 37924-01B