A. Tractie
A170148 (EPT20-15HJ)
Zet de bedieningshendel in de rijzone (M).
- Vooruit (V): Druk op de knop voor vooruit bewegen (2)
- Achteruit (R): Druk op de knop voor achteruit bewegen (1)
A170149 (EPT20-15ET)
Zet de bedieningshendel in de rijzone (M). Zet de rijschakelaar in de stand voor het regelen van
de rijsnelheid en de rijrichting.
A170149 (EPT20-15ET)
Heffen
Druk op de knop voor heffen (14) totdat de
vereiste hoogte is bereikt.
Waarschuwing: Vermijd overstrekken om
de levenscyclus van de olie-cilinder opti-
maal te houden.
Neerlaten
Druk op de knop voor omlaag (13) tot de
laagste positie is bereikt.
3.2.4. Palletwagen veilig parkeren
A170148 (EPT20-15HJ)
Zet de vork in de laagste positie door de
hendel (1) omhoog te trekken.
- Zet de voedingsschakelaar (2) uit
- (zet de sleutelschakelaar (2) uit en verwi-
jder de sleutel).
- Trek de trekinrichting (3) naar buiten.
De palletwagen staat geparkeerd.
Waarschuwing!
Parkeer de palletwagen veilig. Parkeer
niet op een helling. Laat de vorken altijd
volledig zakken.
A170149 (EPT20-15ET)
Als de palletwagen wordt achtergelaten,
moet deze veilig worden geparkeerd,
zelfs als de palletwa- gen maar voor een
korte periode wordt achtergelaten.
- Druk op de knop voor omlaag (3) en laat
het voorzetstuk volledig zakken.
- Druk op de noodremschakelaar (2).
- Zet de sleutelschakelaar uit en verwij-
der de sleutel (1).
Waarschuwing!
Parkeer de palletwagen veilig. Parkeer
niet op een helling. Laat de vorken altijd
volledig zakken.
14
16
B. Sturen
Beweeg de bedieningsstang naar links of rechts.
C. Remmen
Noodstop:
Wanneer u de trekinrichting naar buiten trekt, worden alle elektrische functies gestopt en
remt de machine automatisch.
Automatisch remmen:
Wanneer de bedieningshendel wordt vrijgegeven, wordt deze automatisch ingesteld op
de bovenste remzone (B) en remt de machine automatisch.
Regeneratief remmen:
Als de rijschakelaar is vrijgegeven, remt de palletwagen automatisch regeneratief. Wanneer
de snelheid lager is dan 1 km/u wordt de rem gebruikt en stopt de motorrem.
Omkeerrem:
De rijschakelaar kan in de tegenovergestelde richting worden gezet tijdens het rijden. De pal-
letwagen remt regeneratief tot deze in de tegenovergestelde richting begint te bewegen.
Waarschuwing:
Haal de vork omhoog tijdens het rijden op een helling of op hobbelige ondergronden om
te voorkomen dat de onderkant van de vork de grond raakt.
3.2.3. Heffen, transporteren en neerleggen van ladingen
Onbeveiligde en incorrect geplaatste ladingen kunnen leiden tot ongelukken.
- Instrueer anderen om uit het gevaarlijke gebied rond de palletwagen te gaan. Stop de
palletwagen als personen het gevaarlijke gebied niet verlaten.
- Vervoer alleen ladingen die goed zijn gezekerd en geplaatst. Gebruik passende voorzorgs-
maat- regelen om te voorkomen dat de lading overhelt of omvalt.
- Verplaats de palletwagen niet wanneer deze volledig geladen is (palletwagen en belading).
- Ga nooit onder een geheven lader staan.
- Ga niet op het voorzetstuk staan.
- Til geen andere personen op het voorzetstuk.
- Plaats de vorken zo ver mogelijk onder de lading.
Waarschuwing!
Voordat een lading wordt geheven, moet de bestuurder ervoor zorgen dat deze goed is
weggezet en de capaciteit van de palletwagen niet overschrijdt.
Hef geen lange ladingen onder een hoek.
A170148 (EPT20-15HJ)
Heffen
Druk de hendel (2) volledig in. Hef de vor-
ken door de bedieningsstang (1) omhoog
en omlaag te bewegen tot de gewenste
hefhoogte is bereikt. Laat de hendel (2) los.
Neerlaten
Zet de vork in de laagste positie door de
hendel (2) omhoog te trekken.
4. ONDERHOUD VAN DE ACCU EN OPLADEN
4.1. Veiligheidsvoorschriften voor het hanteren van lood-zuuraccu's
Parkeer de palletwagen veilig alvorens werkzaamheden aan de accu's uit te voeren.
Onderhoudspersoneel: Accu's mogen alleen worden opgeladen, onderhouden of vervan-
gen door gekwalificeerd personeel. Deze gebruikersgids en de instructies van de fabrikant
met betrekking tot accu's en oplaadstations moeten worden gevolgd bij het uitvoeren van de
werkzaamheden.
Brandbeveiliging:
- Roken en open vuur moet worden vermeden bij het werken met accu's.
- Als een palletwagen geparkeerd is om op te laden, mogen er binnen 2 meter van de palletwagen
geen brandbare materialen of vloeistoffen die vonken kunnen veroorzaken aanwezig zijn.
- De ruimte moet goed geventileerd zijn.
- Brandbeschermingsuitrusting moet aanwezig zijn.
Bescherming tegen elektrische schokken:
- Accu's hebben een hoge spanning en slaan grote hoeveelheden energie op.
- Zorg dat de accu geen kortsluiting maakt.
- Gebruik geen tools die een vonk kunnen produceren voor de twee accu-aansluitingen.
4.2. Type en afmetingen van de accu
Het type en de afmetingen van de accu zijn als volgt:
Spanning/
Type pal-
Accutype
nominale
letwagen
capaciteit
A170148
2×12/30
(EPT20-15HJ)
Onderhoudsvri-
je accu
A170149
2×24/85
(EPT20-15ET)
Zorg tijdens het vervangen of installeren van accu's dat de accu correct is vastgezet in het
accuvak van de palletwagen.
4.3. Accu opladen
Veiligheidsvoorschriften voor het opladen van de accu
- Voor het opladen van de accu moet de palletwagen worden geparkeerd in een veilige en
goed geventileerde ruimte. Tijdens het opladen moeten de bovenkanten van de accucellen
blootliggen voor voldoende ventilatie.
- Plaats geen metalen voorwerpen op de accu.
- Controleer voor het opladen alle kabels en stekkerverbindingen op zichtbare tekenen van
beschadiging.
- Zorg er voordat u begint met opladen en tijdens het opladen voor dat de stroom van de
palletwagen is uitgeschakeld.
- De veiligheidsvoorschriften van de fabrikanten van de accu en het laadstation moeten wor-
den gevolgd.
Oplaadstap
- Controleer of de omstandigheden voldoen aan de "Veiligheidsvoorschriften voor het opla-
den van de accu".
- Parkeer de palletwagen veilig (zie hoofdstuk 3.2.4: De palletwagen veilig parkeren).
- Verwijder de accustekker (1).
- Verbind de accustekker (1) met de oplaadkabel van de stationaire oplader en schakel de oplader in.
15
Accuhoogte
Acculengte
Accubreedte
(mm)
(mm)
(mm)
175
165
125
215
260
169
17