•
De endoscoop mag nooit worden ingebracht of teruggetrokken terwijl de brug
omhoog staat of wanneer het endoscopische accessoire zich uitstrekt vanaf het
distale uiteinde van de endoscoop. Dit kan leiden tot letsel, bloedingen en/of
perforatie bij de patiënt.
•
Sluit de afzuigslang stevig aan op de afzuigpomp en op de afzuigconnector op de
endoscoop. Als de afzuigslang niet goed is bevestigd, kunnen er resten uit de slang
druppelen. Dit kan een infectiebestrijdingsrisico vormen, schade aan de apparatuur
veroorzaken en/of het afzuigvermogen verminderen.
•
Als het waterpeil in de fles met steriel water te laag is, vervangt u de fles door een
nieuwe. Een lege fles kan leiden tot verlies van spoel- en koelfunctie. Houd altijd een
nieuwe fles steriel water bij de hand voor als dit gebeurt.
•
Als er onverwacht bloed aan het oppervlak van het inbrenggedeelte van de terugge-
trokken endoscoop kleeft, moet u de toestand van de patiënt zorgvuldig controleren.
•
Gebruik de endoscoop niet als er onderdelen van de endoscoop of het
endoscopische accessoire in het lichaam van de patiënt loskomen als gevolg van
beschadiging of defect van de apparatuur. Stop onmiddellijk met het gebruik van de
endoscoop en haal alle onderdelen op de juiste manier terug; anders kan er ernstig
letsel bij de patiënt optreden.
Beeld
Controleer altijd of het beeld op het scherm rechtstreeks of opgenomen is en of de
oriëntatie van het beeld naar verwachting is. Gebruik dit apparaat niet als het rechtstreekse
beeld niet kan worden waargenomen, omdat dit letsel bij de patiënt kan veroorzaken.
•
Stel de intensiteit van elektrochirurgische apparatuur altijd in op de laagst vereiste
waarde om beeldverstoring te voorkomen. Verhoog het intensiteitsniveau niet
tot boven de standaard ERCP-instellingen. Beperk de continue activeringstijd van
elektrische apparaten altijd tot een minimum.
•
Als er een abnormaal endoscopisch beeld verschijnt of een abnormale werking
optreedt, dat/die snel vanzelf wordt gecorrigeerd, kan de endoscoop defect zijn
geraakt. Overweeg in dat geval de ingreep te staken, omdat de onregelmatigheid
opnieuw kan optreden en de endoscoop mogelijk niet terugkeert naar de normale
toestand. Stop het onderzoek onmiddellijk en trek de endoscoop langzaam terug
terwijl u het endoscopische beeld bekijkt. Dit kan leiden tot letsel, bloedingen en/of
perforatie bij de patiënt.
Overmatige insufflatie en gas
•
Controleer of de bovenste opening van het insufflatie-/spoelventiel niet geblokkeerd is.
Als de opening is geblokkeerd, wordt er continu lucht toegevoerd, wat pijn, bloedingen
en/of perforatie bij de patiënt kan veroorzaken.
•
Blaas niet te veel lucht of niet-ontvlambaar gas in de patiënt. Dit kan gasembolie en/
of overmatige insufflatie veroorzaken.
•
Insuffleer geen ontvlambaar gas in de patiënt. Anders kan de patiënt letsel oplopen.
Temperatuur van het distale uiteinde
•
Het distale uiteinde van de endoscoop kan temperaturen hoger dan 41 ˚C (106
˚F) bereiken en oplopen tot 50 ˚C (122 ˚F) als gevolg van intense endoscopische
belichting. Laat de endoscoop daarom niet branden voor en/of na een onderzoek
en houd altijd voldoende afstand voor een goed zicht bij gebruik van de minimale
verlichtingssterkte gedurende een minimale tijdsduur. Bij een voortdurende
verlichting wordt het distale uiteinde van de endoscoop heet en kunnen de gebruiker
en/of patiënt brandwonden oplopen.
•
Vermijd langdurig contact tussen het uiteinde van de endoscoop en het slijmvlies,
aangezien langdurig contact met het slijmvlies slijmvliesletsel kan veroorzaken. Het
distale uiteinde van de endoscoop kan door opwarming van de ledlichtbron warm
worden. Bij het terugtrekken van de endoscoop moet het distale uiteinde in de
neutrale en niet-gebogen stand staan, met losgelaten remmen.
409