114 |
gecontroleerd worden of:
- De netspanning overeenstemt met de waarden op de
typeplaat
- De aardleiding efficiënt is
- De kabel voor aansluiting geschikt is voor het vermogen
opgenomen door het apparaat.
Tussen het apparaat en de elektrische bedrading dient
een omnipolaire schakelaar geplaatst te worden die voor
een totale uitschakeling zorgt in geval van overvoltage
III en een differentiaal- ingang met geschikte functies
voor het nominaal vermogen van het apparaat (1mA
per Kw vermogen). Hiervoor kunnen bij voorbeeld
veiligheidsschakelaars gebruikt worden.
De meerpolige schakelaar moet zich in de nabijheid van
het apparaat bevinden, gehomologeerd zijn en over een
sectie beschikken die geschikt is voor het apparaat (zie
tabel TECHNISCHE GEGEVENS). De kabel moet minstens
van het type H07 RN-F zijn. De GEELGROENE aardkabel
moet langer zijn dan de andere zodat hij bij breken van
de kabelklemmen na de andere spanningskabels los komt.
De GEELGROENE aardkabel mag nooit onderbroken
worden.
Equipotentiaal
Het apparaat dient aangesloten te worden op een
equipotentiaal systeem. De daarvoor bestemde klem
bevindt zich in het onderste gedeelte voorin het apparaat.
Hij wordt aangeduid door een label:
NL
AANSLUITING OP HET WATERLEIDINGSNET
Voor de juiste werking van het apparaat moeten de
eigenschappen van het water binnen de volgende
MOD.
N°:
Qn
waarden vallen:
V
kW:
Hz: 50/60
IPX
- hardheid tussen 3 °fH en 6 °fH;
- pH hoger dan 7,5;
- chloride lager dan 30 ppm;
- geleidbaarheid hoger dan 50 µS / cm;
- inlaatdruk tussen 100 en 300 kPa.
Steek een aftapkraan in de pijp voor watertoevoer.
Als de inlaatdruk hoger is dan 300 kPa, installeer dan een
drukregelaar. Het gebruik van een waterontharder en een
mechanisch filter wordt altijd aanbevolen.
Laat een bepaalde hoeveelheid water weglopen voordat
u ze aansluit, om eventuele resten in de pijpleiding weg
te spoelen.
Sluit de afvoerleiding van de apparatuur aan op de
riolering.
Waarschuwing. Het aftapkraantje niet openen
totdat de druk is verlaagd naar het niveau van de
atmosferische.
WATERAFVOER
ROOKAFVOER
De apparaten moeten in ruimtes geplaatst worden
die geschikt zijn voor afvoer van verbrandingsgassen,
conform de voorschriften van de installatienormen.
De apparatuur wordt beschouwd als apparatuur van het
type "A" (zie tabel met technische gegevens): Niet voorzien
om aangesloten te worden met een rookgasafvoersysteem.
Deze apparaten stoten de verbrandingsgassen uit door
middel van een kap of dergelijke, aangesloten op een
efficiënt rookgaskanaal of rechtstreeks naar buiten.
Indien dit ontbreekt is het gebruik van een luchtzuiger
toegestaan mits hij rechtstreeks aangesloten is op de
buitenlucht.
Het zuigvermogen mag niet minder zijn dan vereist, zie
tabel 1, vergroot met de nodige luchtverversing voor het
welzijn van de gebruikers.