2) ARTERIËLE MONSTERNEMING
Steek een monsternemingspuit in de luer van de arteriële afnamekraan. Plaats
alle kranen op het afnameverloopstuk zodanig dat er arterieel bloed door het
verloopstuk stroomt. De druk aan de arteriële zijde zal een flow mogelijk maken.
Neem het bloedmonster van de arteriële afnamekraan. Draai de arteriële kraan
dicht alvorens de spuit weg te halen.
3) VENEUZE MONSTERNEMING
Controleer of de arteriële kraan dicht is. Steek een monsternemingspuit in de
luer van de veneuze kraan en een injectiespuit in de middelste kraan. Open de
middelste kraan en zuig minstens 10-15 ml bloed af alvorens het veneuze
bloedmonster te nemen. Doe de middelste kraan dicht. Geef dit bloed terug door
een van de lueraansluitingen met filter die boven op het reservoir zitten. Open
de veneuze kraan en neem een veneus bloedmonster en sluit de kraan alvorens
de spuit weg te halen.
4) INJECTIE VAN GENEESMIDDELEN
Steek de spuit met het geneesmiddel in de luer-connector van de middelste
kraan. Open de middelste en de veneuze kraan en spuit het geneesmiddel in
het verloopstuk en in de veneuze monsternemingslijn.
Sluit de middelste kraan voor de spuit met het geneesmiddel, en laat het
verloopstuk van de kranen "spoelen" met arteroveneus bloed. Draai de kranen
dicht als het geneesmiddel in de veneuze lijn is gespoten.
Neem alleen bloedmonsters van de kranen terwijl de pomp in werking is,
anders zou de druk in het bloedcompartiment afnemen en zouden er
luchtbellen worden gevormd.
5) RECIRCULATIE MET LAGE FLOW
(Hypothermie gepaard met circulatiestilstand).
a) Verlaag de gasflow tot een waarde van minder dan 500 ml/min.
b) Open de recirculatielijn (hendel van de recirculatie-/aftaplijn in de stand
"RECIRCULATION") en sluit de ingangslijn van het veneuze reservoir (fig. 2,
ref. 2) af.
c) Verlaag de snelheid van de arteriële pomp tot een waarde van 2000 ml/min.
d) Sluit de arteriële lijn van de oxygenatiemodule af (fig. 2, ref. 12).
e) Recirculeer met maximaal 2000 ml/min gedurende heel de duur van de
circulatiestilstand.
f) Om de bypass na de circulatiestilstand te starten, moet u de veneuze lijn en
de arteriële lijn openen en de bloedflow langzaam verhogen.
g) Sluit de recirculatielijn (de hendel in de horizontale "CLOSE" stand) af.
h) Stel de gasflow bij.
6) DE LUCHT CONTINU LATEN ONTSNAPPEN
Als u de kraan van de recirculatie-/aftaplijn in de "PURGE" stand laat staan, is
het mogelijk bloed en eventuele lucht, die toevallig aanwezig is, tijdens de
bypass uit de gaswisselmodule te laten ontsnappen.
Onder deze omstandigheden en bij een maximale arteriële bloedflow bedraagt
de aftapflow van de patiënt slechts enkele ml/min bloed.
I. DE BYPASS BEËINDIGEN
De bypass mag pas worden beëindigd nadat de conditie van elke patiënt
afzonderlijk als volgt in aanmerking genomen is:
1)
Schakel de gasflow uit.
2)
Schakel de verwarmer-koeler uit.
3)
Verlaag de snelheid van de arteriële pomp langzaam tot nul en klem
tegelijkertijd de veneuze lijn af.
4)
Sluit de arteriële lijn af.
- Als de extracorporele circulatie vervolgens opnieuw gestart moet worden, dan
moet er een minimum bloedflow in de oxygenator gehandhaafd worden (max.
2000 ml/min).
- Controleer of het eventuele cardioplegiesysteem, dat is aangesloten op de
coronaire uitgangsaansluiting, naar behoren afgesloten is.
J. HET BLOED NA BEËINDIGING VAN DE BYPASS
OPVANGEN
Vang zoveel mogelijk bloed uit de veneuze lijn op in het veneuze reservoir, zodra
1)
de chirurg de veneuze canules uit de patiënt heeft gehaald.
Geef het resterende bloed langzaam terug aan de patiënt door de aortacanule,
2)
zoveel als de conditie van de patiënt toelaat
Desgewenst kan het bloed in de oxygenator ook worden teruggegeven door
3)
heldere vulvloeistof toe te voegen in het veneuze reservoir als het bloed in het
reservoir het minimumvolume heeft bereikt. Pomp de vulvloeistof langzaam door
de oxygenator en zorg ervoor dat het reservoir nooit leegraakt.
Als het veneuze reservoir bijna leeg is, moet u de arteriële pomp stoppen en de
4)
arteriële lijn afsluiten.
K. GEBRUIK VAN ACTIEVE VENEUZE DRAINAGE
MET VACUÜM
Deze methode kan op elk gewenst moment tijdens de extracorporele circulatie worden
toegepast, op voorwaarde dat de onderstaande stappen worden gevolgd. Met een kit
met art. nr. 086000, of een gelijkwaardige kit die apart geleverd wordt, en een
regelmechanisme van het vacuüm kan de D 905 EOS worden gebruikt voor actieve
veneuze drainage met behulp van vacuüm. Deze techniek is een alternatief voor
veneuze drainage door zwaartekracht en maakt het mogelijk kortere veneuze lijnen te
gebruiken met een kleinere diameter, alsook canules met een geringere doorsnede.
1 Maak de kit van het actieve veneuze drainagesysteem open. Handhaaf de
steriliteit van het systeem
2 Sluit het uiteinde met de blauwe dop aan op de aftapaansluiting van het veneuze
reservoir, "VENT/VACUUM PORT", (fig. 2, ref. 2) en het uiteinde met de rode
dop op de vacuümlijn van het regelmechanisme van het vacuüm.
3 Sluit de klem en de groene dop af op de lijn die met het reservoir verbonden is
4 Als u de methode wilt stoppen of onderbreken, verwijder dan de gele dop en
open de klem op de lijn zelf.
- Een inrichting voor gestuurde vacuümregeling is noodzakelijk.
- Onderbreek de vacuümtoestand altijd wanneer de hoofdpomp gestopt is.
- Overschrijd niet -50 mmHg (-6,66 kPa / -0,07 bar / -0,97 psi) negatieve druk in
veneuze reservoir. Een druk groter dan -50 mmHg (-6,66 kPa / -0,07 bar / -0,97
psi) verhoogt het risico van hemolyse.
- Controleer regelmatig de werking van het regelmechanisme van het vacuüm en
de vacuümgraad.
L. GEBRUIK VAN HET CARDIOTOMIERESERVOIR
VOOR POSTOPERATIEVE AUTOTRANSFUSIE
Indien gewenst kan het veneuze reservoir als volgt worden gebruikt voor
postoperatieve autotransfusie:
1. Koppel de recirculatie-/aftaplijn los.
2. Maak het veneuze reservoir los van de oxygenator door de vergrendeling te openen
en het reservoir met de klok mee te draaien terwijl u de oxygenator tegenhoudt.
3. Bevestig het veneuze reservoir op de "houder voor postoperatieve borstkasdrainage"
(050119), en maak gebruik van één van onderstaande kits die als optie verkrijgbaar
zijn, waarbij u de betreffende gebruiksaanwijzing moet lezen:
- D 540 AUTOTRANSFUSIEOMSCHAKELKIT artikelnummer 05053.
M. DE OXYGENATOR VERVANGEN
Er moet altijd een reserve-oxygenator beschikbaar zijn tijdens de bypass, voor het
onwaarschijnlijke geval dat de oxygenator die gebruikt wordt, moet worden vervangen.
Bij procedures die langer dan 6 uur duren, of als er bijzondere situaties zijn waarin de
veiligheid van de patiënt in het geding zou worden gebracht (een niet goed werkende
oxygenator, lekken, abnormale bloedparameters, enz.), is vervanging noodzakelijk.
Volg de onderstaande stappen voor het vervangen van de oxygenator.
Pas tijdens de gehele vervangingsprocedure steriele technieken toe.
1) Schakel de gasflow uit.
2) Sluit de veneuze lijn door het plaatsen van twee klemmen (op 5 cm afstand van
elkaar).
3) Stop de arteriële pomp en sluit de arteriële lijn door het plaatsen van twee klemmen
(op 5 cm afstand van elkaar) in de buurt van de arteriële uitgangsaansluiting.
4) Zet de verwarmer-koeler uit, sluit de waterlijnen af en verwijder ze.
5) Verwijder de gaslijn, alle monitoring- en monsternemingslijnen.
6) Snijd de veneuze retourlijn en de arteriële lijn tussen de beide klemmen door en
laat een voldoende lange slang over voor de aansluiting op de nieuwe oxygenator.
7) Haal de oxygenator van zijn houder.
8) Plaats een nieuwe oxygenator op de houder. Sluit alle lijnen aan (b.v. veneuze lijn
op de ingangsaansluiting van het veneuze reservoir, de arteriële en gaslijn op de
oxygenator, de pomplijn op de uitgang van het veneuze reservoir en de
ingangsaansluiting van de oxygenator).
Tijdens deze fase moet u ervoor zorgen dat de veneuze en de arteriële lijn
afgesloten zijn.
9)
Open de waterlijnen van de houder, zet de verwarmer-koeler aan en controleer of
de nieuwe warmtewisselaar intact is.
10) Vul het nieuwe veneuze reservoir met vuloplossing via de 1/4" of 3/8" "quick prime"
aansluitingen die op het deksel van het veneuze reservoir zitten.
11) Vul de nieuwe oxygenator en laat de microluchtbellen ontsnappen zoals
beschreven in de paragraaf over de vul- en de recirculatieprocedure.
12) Controleer de aansluitingen en borg ze met klemmen.
13) Verwijder de klemmen van de veneuze lijn en de arteriële lijn, sluit de recirculatie-
/aftaplijn en start de bypass opnieuw.
Schakel de gasflow in en stel de gasflow bij zoals nodig.
14) Het bloed dat in het vervangen veneuze reservoir is achtergebleven kan
opgevangen
worden
ingangsaansluitingen van 3/8" van het nieuwe reservoir aan te sluiten en dit bloed
af te voeren in het nieuwe reservoir.
14) Het bloed dat in de oxygenator en in de warmtewisselaar zit kan in het nieuwe
veneuze reservoir worden opgevangen door de arteriële lijn op één van de
ingangsaansluitingen van 3/8" van het nieuwe reservoir aan te sluiten.
NL — nederlands
door
de
uitgangsaansluiting
op
één
van
de
43