Tijdens De Bypass; Met De Bypass Beginnen; De Bypass Beëindigen - SORIN GROUP PrimO2X Instrucciones De Uso

Oxigenador de membrana
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 21
5) HET CARDIOTOMIE/HARD-SHELL VENEUZE RESERVOIR
VULLEN
Borg alle zuiglijnen die op het cardiotomiereservoir zijn aangesloten. Vul het
cardiotomiereservoir met voldoende vloeistof en verzeker u ervan dat de bedoelde
hematocriet wordt verkregen, waarbij u rekening moet houden met het volgende:
- het statische vulvolume van de oxygenator bedraagt 250 ml;
- de slang van 3/8" heeft een inhoud van 72 ml/m;
- de slang van 1/2" heeft een inhoud van 127 ml/m.
Als er een inklapbaar veneus reservoir wordt gebruikt (gesloten systeem), open dan de
uitgang van het hulpcardiotoom om het inklapbare veneuze reservoir te vullen.
Gebruik de zuiglijn om lucht af te tappen uit het inklapbare veneuze reservoir.
6) HET SYSTEEM VULLEN
- De druk in het bloedcompartiment van de oxygenatiemodule mag niet hoger zijn
dan 725 mmHg (100 kPa /1 bar / 14 PSI).
Verwijder de klem van de veneuze lijn en ga van start met een vrij snel lopende pomp,
zodat de pompslang gevuld wordt. Verlaag de flowsnelheid tot 500-1000 cc/min en vul de
oxygenator.
7) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN OPENEN
Haal de klemmen van de veneuze en de arteriële lijn af en verhoog de flow tot 1500 ml/min.
8) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN OPENEN
Nadat de stappen tot en met punt 7 zijn uitgevoerd moet u de snelheid van de arteriële
pomp verhogen totdat de flow de max. waarde van 8 l/min bereikt. Open de aftap-
/recirculatiekraan enkele seconden lang, om de recirculatielijn van de oxygenator te vullen
9) DE LUCHT UIT HET SYSTEEM LATEN ONTSNAPPEN
Tijdens deze fase moet op heel het systeem geklopt worden om ervoor te zorgen dat de
microluchtbellen van de wanden van de slangen loslaten.
Na enkele minuten waarin de flow op een hoog niveau moet worden gehouden zal alle
aanwezige lucht afgevoerd zijn.
10) HET MONSTERNEMINGSSYSTEEM VULLEN
De A/V-monsternemingkraan wordt automatisch gevuld, als de arteriële, veneuze en
centrale kraanknoppen zo geplaatst zijn dat de primingvloeistof van de arteriële uitgang
naar het veneuze reservoir kan stromen.
11) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN SLUITEN
Na 3-5 minuten lang een hoge aftap-/recirculatieflow te hebben gehandhaafd, zal alle
achtergebleven lucht zijn afgevoerd en kan de aftap-/recirculatielijn worden afgesloten.
Stop de arteriële pomp.
12) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN AFSLUITEN
Zet de veneuze en arteriële lijnen vast.
– Tijdens de vul- en aftapfasen moet het arteriële/veneuze circuit minstens 30 cm
hoger gehouden worden dan de arteriële uitgang van de oxygenator.
- Gebruik geen pulserende flow tijdens het vullen. Plotselinge veranderingen in de
flowsnelheid tijdens het vullen kunnen tot gevolg hebben dat er lucht door het
membraan in het bloedcompartiment passeert.
- SORIN GROUP ITALIA adviseert gebruik te maken van de snelheidsregelaar van
de pomp om de arteriële flow langzaam te verminderen of te stoppen.
- Gebruik de aan-/uitschakelaar van de pomp niet totdat de snelheid van de pomp
nul bedraagt.
- Zet de verwarmer-koeler niet af.
- Controleer of de dosering van de anticoagulans in het systeem juist is alvorens
met de bypass te beginnen.
- De gebruiker moet een grove inspectie op luchtverwijdering uitvoeren.
– Als het verloopstuk (D523C) en een cardioplegiecircuit op de coronaire
uitgangsaansluiting zijn aangesloten, moet u controleren of de aangesloten lijn
gevuld is.
– Veroorzaak geen negatieve druk op de coronaire uitgang. Door negatieve druk in
het bloedcompartiment kunnen zich microluchtbellen vormen.
G. MET DE BYPASS BEGINNEN
1) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN OPENEN
Verwijder eerst de klem van de arteriële lijn, en daarna de klem van de veneuze lijn. Start
de bypass met een bloedflow die geschikt is voor de omvang van de patiënt.
Houd het bloedpeil in het veneuze reservoir constant in de gaten.
2) CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE WARMTEWISSELAAR
Controleer de temperatuur van het veneuze en het arteriële bloed.
3) KEUZE VAN DE GESCHIKTE GASFLOW
De gas-/bloedverhouding die bij een normale lichaamstemperatuur wordt geadviseerd is
1:1 met een FiO
van 80:100%.
2
- Schakel altijd eerst de bloedflow en daarna de gasflow in. De gas-
/bloedverhouding mag nooit groter zijn dan 2:1.
- De druk in het bloedcompartiment moet altijd hoger zijn dan de druk in het
gascompartiment, om te voorkomen dat er gasembolieën in het
bloedcompartiment ontstaan.
4) BLOEDGASANALYSE
Enkele minuten nadat de bypass gestart is, moet het gasgehalte in het bloed worden
gemeten. Afhankelijk van de vastgestelde waarden, moet u de betreffende parameters als
volgt afstellen:
Hoog pO
2
Laag pO
2
Hoog pCO
2
Laag pCO
2
H. TIJDENS DE BYPASS
1) CONTROLE VAN DE VENEUZE RETOURFLOW
Als er een grotere veneuze retourflow nodig is moet u zowel de oxygenator als het veneuze
reservoir ten opzichte van de patiënt laten zakken.
- Het veneuze reservoir dat bevestigd is aan de oxygenator moet altijd hoger
worden geplaatst dan de oxygenator zelf.
- Het hulpcardiotoom moet altijd hoger worden geplaatst dan het inklapbare
veneuze reservoir (gesloten systeem).
- De ACT (Activated Coagulation Time) moet altijd langer zijn dan of gelijk aan 480
seconden om een correcte anticoagulatie van het extracorporele systeem te
waarborgen.
- Indien het nodig is om een anticoagulans aan de patiënt toe te dienen, gebruik
dan de luer connector of de middelste kraan op het verloopstuk.
2) ARTERIËLE MONSTERNEMING
Steek een monsternemingspuit in de luer van de arteriële afnamekraan. Plaats
alle kranen op het afnameverloopstuk zodanig dat er arterieel bloed door het
verloopstuk stroomt. De druk aan de arteriële zijde zal een flow mogelijk maken.
Neem het bloedmonster van de arteriële afnamekraan. Draai de arteriële kraan
dicht alvorens de spuit weg te halen.
3) VENEUZE MONSTERNEMING
Controleer of de arteriële kraan dicht is. Steek een monsternemingspuit in de luer
van de veneuze kraan en een injectiespuit in de middelste kraan. Open de
middelste kraan en zuig minstens 10-15 ml bloed af alvorens het veneuze
bloedmonster te nemen. Doe de middelste kraan dicht. Geef dit bloed terug door
een van de lueraansluitingen met filter die boven op het reservoir zitten. Open de
veneuze kraan en neem een veneus bloedmonster en sluit de kraan alvorens de
spuit weg te halen.
4) INJECTIE VAN GENEESMIDDELEN
Steek de spuit met het geneesmiddel in de luer-connector van de middelste kraan.
Open de middelste en de veneuze kraan en spuit het geneesmiddel in het
verloopstuk en in de veneuze monsternemingslijn.
Sluit de middelste kraan voor de spuit met het geneesmiddel, en laat het
verloopstuk van de kranen "spoelen" met arteroveneus bloed. Draai de kranen
dicht als het geneesmiddel in de veneuze lijn is gespoten.
5) RECIRCULATIE MET LAGE FLOW
( Hypothermie gepaard met circulatiestilstand).
a) Verlaag de gasflow tot een waarde van minder dan 500 ml/min.
b) Open de aftap-/recirculatielijn en sluit de veneuze lijn af.
c) Verlaag de snelheid van de arteriële pomp tot een waarde van 1500 ml/min.
d) Sluit de arteriële lijn van de oxygenator af.
e) Recirculeer met maximaal 1500 ml/min gedurende heel de duur van de
circulatiestilstand.
f) Om de bypass na de circulatiestilstand opnieuw te starten, moet u de veneuze lijn en de
arteriële lijn openen en de bloedflow langzaam verhogen.
g) Sluit de recirculatielijn
h) Stel de gasflow bij.
6) DE LUCHT CONTINU LATEN ONTSNAPPEN
Als u de kraan van de recirculatie-/aftaplijn in de "PURGE" stand laat staan, is het mogelijk
bloed en eventuele lucht, die toevallig aanwezig is, tijdens de bypass uit de
gaswisselmodule te laten ontsnappen.
Onder deze omstandigheden en bij een maximale arteriële bloedflow bedraagt de aftapflow
van de patiënt slechts enkele ml/min bloed.
Houd het niveau in het veneuze reservoir altijd zorgvuldig in het oog. Bij het legen
moet er zeer goed worden gelet op lage niveaus en/of geringere flows.
I. DE BYPASS BEËINDIGEN
De bypass mag pas worden beëindigd nadat de conditie van elke patiënt afzonderlijk als
volgt in aanmerking genomen is:
1)
Schakel de gasflow uit.
NL - NEDERLANDS
Verlaag de FiO
2
Verhoog de FiO
2
verhoog de gasflow
verlaag de gasflow
35
loading