5. Wanneer de PNE-lead zich op de gewenste locatie bevindt, trekt u de foraminale naald voorzichtig terug over de
PNE-lead. Verwijder vervolgens het leadstilet terwijl u de PNE-lead op zijn plaats houdt.
Let op:
Pas op dat u de PNE-lead niet verschuift wanneer u de naald en het leadstilet verwijdert.
Pas op dat u bij het verwijderen van het stilet de PNE-lead niet uitrekt.
6. Sluit de teststimulatiekabel opnieuw aan op de lead. Teststimulatie ter bevestiging van de leadplaatsing.
De reguliere testkabel aansluiten
1. Plaats de aardingsplaat op de onderrug. Sluit de kabel van de aardingsplaat aan op de aardingsconnector van de
reguliere testkabel (bij gebruik van de aardingsplaat) (afbeelding 7).
2. Sluit de lead aan op de gewenste connector van de reguliere testkabel (afbeelding 8).
3. Sluit de reguliere testkabel aan op de externe proefstimulator (afbeelding 9).
Afbeelding 9 . Breng de naar boven gehouden grijze strook op de proefstimulator in
lijn met de naar boven gehouden strook op de reguliere testkabel (links).
Opmerking: De reguliere testkabel kan zo nodig worden gereinigd met steriel water of isopropylalcohol.
4. Controleer met de programmer van de arts (de CP) de impedanties van de verbindingen tussen de PNE-lead(s),
de aardingsplaat (indien aanwezig) en de TS. Los impedantieproblemen op voordat u verder gaat.
5. Dek de PNE-implantatieplaats af met gaas en plaats gaas onder de PNE-connectors van de reguliere testkabel.
Afbeelding 7 . De connector van de aardingsplaat aansluiten op de
middelste, witte connector van de reguliere testkabel.
Afbeelding 8 . Steek de pin van de PNE-lead in de connector van
de reguliere testkabel met de aanduiding '1' of '2' .
87