4. Observeer de motorische respons van de patiënt op de stimulatie.
5. Vraag de patiënt om de sensatie van de stimulatie te beschrijven. Neem hierbij ook de locatie van de sensatie mee
(bekkenbodem, vagina, testes, rectum/anus, blaas, scrotum, enz.) en de kwaliteit ervan (trekken, tikken, enz.).
6. Wanneer eenmaal geschikte responsen worden waargenomen, gebruikt u de CP om de stimulatieamplitude tot
nul te verlagen.
7. Als de gewenste responsen niet worden waargenomen, plaatst u de naald hoger en verder mediaal in het
foramen en/of verandert u de naaldhoek indien u dat nodig acht. Als u nog steeds niet de gewenste respons
krijgt, test u één foramenniveau hoger of lager. U kunt ook overwegen om de contralaterale zijde te testen,
aangezien de respons hierdoor kan verbeteren.
Opmerking: Door anatomische variatie in zenuwlocaties kunnen de juiste zenuwresponsen op verschillende
foramenniveaus worden waargenomen.
8. Na afloop van de test verlaagt u de stimulatieamplitude tot nul en koppelt u de naaldteststimulatiekabel los van
de naald.
Plaatsing van de PNE-lead
1. Verwijder het stilet van de foraminale naald (afbeelding 5).
2. Steek de PNE-lead in de foraminale naald. Lijn de juiste dieptemarkering op de PNE-lead uit met de bovenkant
van de foraminale naald (afbeelding 6). De distale elektrode van de PNE-lead steekt uit voorbij de naaldtip
wanneer de markering op de lead is uitgelijnd met de naald.
Opmerking: De meest distale dieptemarkering moet worden gebruikt voor uitlijning met de kortere foraminale
naald (9,0 cm of 3,5 inch). De meest proximale dieptemarkering moet worden gebruikt voor uitlijning met
de langere foraminale naald (12,5 cm of 5 inch).
Let op:
Verwijder het leadstilet pas wanneer de positie van de lead is getest en de gewenste respons op de teststimulatie
is waargenomen. Na verwijdering van het stilet kan de positie van de lead niet meer worden aangepast.
3. Bevestig de stim-clip aan de distale connector van de PNE-lead.
4. Test de plaatsing van de PNE-lead door te stimuleren en de motorische en/of sensorische responsen van de
patiënt te observeren (tabel 2). Verplaats de lead zo nodig in het foramen als geen optimale responsen worden
verkregen.
Let op:
Optimale motorische responsen moeten intraoperatief worden geobserveerd bij ≤ 3 mA tijdens teststimulatie
van de lead. Als de vereiste amplitude voor een motorische respons groter is dan 3,0 mA, is de lead misschien
niet geschikt voor optimale proeftherapie. Overweeg om de lead te verplaatsen om het gewenste bereik te
bereiken.
Afbeelding 5 . Het stilet van de foraminale naald verwijderen.
PNE-lead
Afbeelding 6 . De PNE-lead inbrengen tot de juiste dieptemarkering
is uitgelijnd met het aanzetstuk van de foraminale naald.
Naald van 9 cm
Naald van 12,5 cm
86