WEERGAVE FOUTEN
AFKORTING I/O
BESCHRIJVING VAN DE
FOUTEN
EST1
I1
Wachttijd van het signaal van de
sensor (I1) overschreden.
EST2
I2
Wachttijd van het signaal van de
sensor (I2) overschreden.
A_I2
I2
Geen druk op controlesensor (I2).
ELOW
I3
Minimum smeermiddelpeil in reser-
voir waargenomen door sensor (I3).
INCC
I1-
Alarm ingangen sensoren (I1, I2, I3). Te veel stroomverbruik door PNP sensoren.
I2-I3
A_HP
I4
Maximum veiligheidsdruk (I4) over-
schreden - functie kan geïnactiveerd
worden.
ETRM
I5
Thermisch alarm motor (I5)
(driefasen- of eenfasemotoren met
afstandsschakelaar en thermische
beveiliging van de pomp en de elek-
tromechanische omkeerinrichting) -
functie kan geïnactiveerd worden.
EMPB
U1
Aandrijfmotor pomp geblokkeerd
(U1) (motoren 12-24 V dc, 40 W
max. direct door kaart gevoed).
EEAM
U1
Stroomverbruik aandrijfmotor pomp
hoog (U1) (motoren max. 12-24 V
dc, 40 W direct door kaart gevoed).
EEL
U2
Kortsluiting elektromagnetische
drukaflaatklep (U2).
EEAE
U2
Stroomverbruik elektromagnetische
drukaflaatklep hoog (U2).
EU3
U3
Kortsluiting uitgang 2 pneumati-
sche/elektromagnetische omkeerin-
richting (U3) (max. 0,5 A).
EU4
U4
Kortsluiting statuslampje/-signaal
op afstand (bijv. werking, pauze
enz.).
EUAL
U5
Kortsluiting alarmlampje/-signaal
op afstand.
ETCO
I1
Geen drukopbouw in installatie
(time out Ed_1).
ETDE
I1
Geen drukaflaat uit installatie (Time
out Ed_1).
ASE1
I1
Alarm drukwachter (I1) (overdru-
komkeerinrichting) - functie kan
geïnactiveerd worden.
ASE2
I2
Alarm drukwachter (I2) (overdru-
komkeerinrichting).
ASE
I1-I2
Alarm sensor (I1) en (I2)
AL89
I8-I9
Positioneringsalarm van elektro-
mechanische omkeerinrichting
(time out Ed89) - functie kan
geïnactiveerd worden op de elek-
tromagnetische en pneumatische
omkeerinrichtingen.
EMPD
/
Geheugen kaart gebrekkig.
OORZAAK
Activeren van de functie Ed_1 zonder dat de sensor geïnstalleerd is.
Wachttijd Ed_1 te kort.
Verdeelleiding verstopt of leidingen defect.
Sensor functioneert niet goed of is losgekoppeld.
Pomp functioneert niet.
Verdeler geblokkeerd.
Activeren van de functie Ed_2 zonder dat de sensor geïnstalleerd is.
Wachttijd Ed_2 te kort.
Verdeelleiding verstopt of leidingen defect.
Sensor functioneert niet goed of is losgekoppeld.
Pomp functioneert niet.
Verdeler geblokkeerd.
Activeren van de functie Ed_2 zonder dat de sensor geïnstalleerd is.
Gecontroleerde leiding verstopt.
Sensor functioneert niet goed of is losgekoppeld.
Het smeermiddel heeft het minimum peil bereikt.
Sensor functioneert niet goed of is losgekoppeld.
Kortsluiting elektrische aansluitingen en/of sensoren.
Activeren van de functie Ed_4 zonder dat de sensor geïnstalleerd is.
Te lage afregeling druksensor.
Elektrische bedrading van sensor los of verkeerd.
Omkeerinrichting leiding functioneert niet goed.
Activeren van de functie Ed_5 zonder thermische beveiliging van de motor.
De noodknop is ingedrukt (indien aanwezig).
Thermische afregeling motor te laag.
Stroomverbruik pompmotor hoog.
Toevoerdruk te hoog.
Mechanische storing aan pomp of omkeerinrichting.
Stroomverbruik pompmotor hoog.
Toevoerdruk te hoog.
Mechanische storing aan pomp.
Mechanische storing aan pompmotor.
Elektrische bedrading verkeerd.
Stroomverbruik pompmotor hoog.
Toevoerdruk te hoog.
Mechanische storing aan pomp.
Mechanische storing aan pompmotor.
Elektrische bedrading verkeerd.
Solenoïde van klep defect of oververhit.
Solenoïde van klep oververhit.
Elektrische bedrading verkeerd.
Elektroklep van pneumatische omkeerinrichting defect.
Rechtstreekse aansluiting op solenoïde van de elektromagnetische omkeerin-
richting.
Elektrische bedrading verkeerd.
Stroomverbruik lampje te hoog.
Kortsluiting lampje/uitgang.
Elektrische bedrading verkeerd.
Stroomverbruik lampje te hoog.
Kortsluiting lampje/uitgang.
Afregeling drukwachter (I1) te hoog.
Drukopbouwtijd Ed_1 toFF te kort.
Drukwachter functioneert niet goed.
Elektrische bedrading van drukwachter los.
Pomp functioneert niet goed.
Verdeelleiding verstopt of leidingen defect.
Afregeling drukwachter (I1) te laag (restdruk in de leiding).
Drukaflaattijd Ed_1 t_on te kort.
Drukwachter functioneert niet goed.
Elektrische bedrading verkeerd.
Drukaflaatklep functioneert niet goed.
Elektroklep pomp functioneert niet goed.
Activeren van de functie Ed_1 zonder dat de drukwachter geïnstalleerd is.
Drukwachter functioneert niet goed.
Elektrische bedrading verkeerd.
Afregeling drukwachter (I1) te hoog.
Overdrukomkeerinrichting functioneert niet goed.
Drukwachter functioneert niet goed.
Afregeling drukwachter (I2) te hoog.
Overdrukomkeerinrichting functioneert niet goed.
Elektrische bedrading verkeerd.
Beide sensoren nemen waar dat de omschakeldruk is bereikt.
Omschakeltijd Ed89 omkeerinrichting te kort.
Aandrijfmotor en omkeerinrichting functioneren niet goed.
Bedrading motor of microschakelaars onjuist.
Microschakelaars omkeerinrichting niet afgeregeld of defect.
Elektronische kaart gebrekkig en/of defect.
- 68 -
NL
OPLOSSING
Inactiveer de functie Ed_1 in het programma of installeer de sensor.
Verleng de tijd Ed_1 in het programma.
Controleer of de leiding intact is.
Controleer of de sensor goed functioneert.
Controleer de werking van de pomp.
Controleer of de verdeler goed functioneert.
Inactiveer de functie Ed_2 in het programma of installeer de sensor.
Verleng de tijd Ed_2 in het programma.
Controleer of de leiding intact is.
Controleer of de sensor goed functioneert.
Controleer de werking van de pomp.
Controleer of de verdeler goed functioneert.
Inactiveer de functie Ed_2 in het programma of installeer de sensor.
Controleer of de leiding en/of de verdeler intact is.
Controleer of de sensor goed functioneert.
Vul het reservoir met smeermiddel.
Controleer of de sensor goed functioneert.
Controleer of de sensoren goed functioneren en/of vervang ze.
Controleer of de bedrading van de sensoren en/of de kabel in orde is.
Inactiveer de functie Ed_4 in het programma of installeer de sensor.
Stel de sensor in op ongeveer +30 bar ten opzichte van de omschakeldruk.
Controleer de elektrische aansluiting en de bedrading van de sensor.
Controleer de werking van de omkeerinrichting van de leiding.
De functie Ed_5 in het programma inactiveren.
Ontgrendel de noodknop.
Stel de juiste stroom op de thermische beveiliging van de motor in.
Controleer of het smeermiddeltoevoerfilter eventueel verstopt is.
Verlaag de afregeling van de drukwachters I1 en I2 of de omkeerinrichting.
Controleer de werking van de mechanische pomporganen en de omkeerinrichting.
Controleer op eventuele verstoppingen in de leiding of het toevoerfilter.
Verlaag de drukafregeling van de drukwachters I1 en I2.
Controleer de werking van de mechanische pomporganen.
Controleer of de motor en de betreffende borstels intact zijn.
Controleer de bedrading van de pompmotor.
Controleer op eventuele verstoppingen in de leiding of het toevoerfilter.
Verlaag de drukafregeling van de drukwachters I1 en I2.
Controleer de werking van de mechanische pomporganen.
Controleer of de motor en de betreffende borstels intact zijn.
Controleer de bedrading van de elektromagnetische klep.
Vervang de solenoïde van de klep en houd tijdens het gebruik de maximum werkings-
tijd van de solenoïde aan die in de gebruiksaanwijzing van de pomp is vermeld.
Vervang de solenoïde van de klep en houd tijdens het gebruik de maximum werkings-
tijd van de solenoïde aan die in de gebruiksaanwijzing van de pomp is vermeld.
Controleer de bedrading.
Vervang de spoel van de pneumatische elektroklep.
Plaats tussen de solenoïde en de omkeerinrichting een "solid state afstandsschake-
laar" om de solenoïde te voeden.
Controleer de bedrading.
Vervang het lampje door een exemplaar met laag stroomverbruik (max. 0,5 A).
Vervang het lampje.
Controleer de bedrading.
Vervang het lampje door een exemplaar met laag stroomverbruik (max. 0,5 A).
Vervang het lampje.
Verlaag de afregeling van de drukwachter tot een lagere druk.
Verleng de tijd Ed_1 toFF om het circuit te vullen.
Controleer de drukwachter en vervang deze eventueel.
Controleer de elektrische bedrading van de drukwachter.
Controleer de werking van de pomp.
Controleer of de leiding intact is.
Verhoog de afregeling van de drukwachter (I1) tot boven de restdruk in de leiding.
Verleng de drukaflaattijd Ed_1 t_on.
Controleer de drukwachter en vervang deze eventueel.
Controleer de elektrische bedrading van de drukwachter.
Controleer de werking van de drukaflaatklep.
Controleer de elektroklep van de pomp en de drukaflaatklep.
Inactiveer Ed_1 in het programma of installeer een drukwachter.
Controleer de drukwachter en vervang deze eventueel.
Controleer de elektrische bedrading van de drukwachter.
Stel de drukwachter in op -30 bar ten opzichte van de omschakeldruk.
Controleer de werking van de omkeerinrichting.
Controleer de drukwachter en vervang deze eventueel.
Stel de drukwachter in op -30 bar ten opzichte van de omschakeldruk.
Controleer de werking van de omkeerinrichting.
Controleer de elektrische bedrading van de drukwachter.
Controleer de juiste werking van de omkeerinrichting en eventueel de goede afrege-
ling van de druk van de sensoren (I1) en (I2). Controleer ook de bedrading.
Verleng de omschakeltijd Ed89 van de leiding door de omkeerinrichting.
Controleer de werking van de omkeerinrichting.
Controleer de bedrading van de motor en de microschakelaars van de omkeerin-
richting.
Controleer de werking en de afregeling van de microschakelaars.
Neem contact op met de klantenservice.