De technische beschermingsmiddelen beschreven in 5.10; A.7; A.9. van de
"TECHNISCHE SPECIFICATIE IEC of CLC/TS 62081" MOETEN toegepast
worden.
- Het lassen MOET verboden zijn terwijl de lasmachine of de draadvoeder
ondersteund wordt door de operator (vb. middels riemen).
- Het lassen MOET verboden zijn met een operator die van de grond opgeheven
staat, behoudens het eventueel gebruik van een veiligheidsplatform.
- SPANNING TUSSEN ELEKTRODENHOUDER OF TOORTSEN: wanneer men
werkt met meerdere lasmachines op een enkel stuk of op meerdere elektrisch
verbonden stukken, kan er een gevaarlijke som van nullastspanningen tussen
twee verschillende elektrodenhouders of toortsen gegenereerd worden, aan
een waarde die het dubbel van de toegelaten limiet kan bereiken.
Het is noodzakelijk dat een ervaren coördinator het meten van de
instrumenten uitvoert teneinde te bepalen of er een risico bestaat en om de
adequate beschermende maatregelen te treffen zoals aangeduid wordt in 5.9
van de "TECHNISCHE SPECIFICATIE IEC of CLC/TS 62081".
RESIDU RISICO'S
-
OMKANTELING: de lasmachine op een horizontaal oppervlak plaatsen met
een adequaat draagvermogen voor de massa; zoniet (vb. hellende, oneffen
bevloeringen enz...) bestaat het gevaar van omkanteling.
-
ONJUIST GEBRUIK: het gebruik van de lasmachine is gevaarlijk voor gelijk
welke bewerking die verschilt van diegene die voorzien zijn (vb. ontvriezen
van buizen van de waterleiding).
-
VERPLAATSING VAN DE LASMACHINE: de gasfles altijd vasthechten met
adequate middelen die geschikt zijn om een toevallige val te voorkomen.
De beschermingen en de mobiele gedeelten van het omhulsel van de lasmachine
en van de draadvoeder moeten in hun stand staan voordat de lasmachine wordt
verbonden met het voedingsnet.
OPGELET! Gelijk welke manuele ingreep op gedeelten in beweging van de
draadvoeder, bijvoorbeeld :
- Vervanging rollen en/of draadgeleiders
- Invoer van de draad in de rollen
- Lading van de draadspoel
- Schoonmaak van de rollen, van de raderwerken en van de eronder staande
zone
- Smering van de raderwerken
MOET UITGEVOERD WORDEN MET EEN UITGESCHAKELDE LASMACHINE DIE
LOSGEKOPPELD IS VAN HET VOEDINGSNET.
•
Het is verboden de lasmachine op te hijsen.
2. INLEIDING EN ALGEMENE BESCHRIJVING
2.1 INLEIDING
Deze lasmachine bestaat uit een stroombron en een gescheiden draadvoeder, die
hiermee verbonden is met een bundel kabels. De lasbron is een gelijkrichter met
driefasen voeding met constante spanning met stappenregeling en met snoercentrale
van reactantie. De draadvoeder is voorzien van een groep draadtrekker met 4 rollen.
In de versie R.A. is de draadvoeder voorzien van buizen en aansluitingen voor de
verbinding van de met water gekoelde toorts met de koelgroep.
2.2 HOOFDKENMERKEN
- Regeling tijd van puntlassen.
- Werking 2T/4T, Spot (versie met I max = 420A, 550A).
2
- Regeling helling van stijging van de draad, tijd van eindbranden van de draad (burn-
back) (versie met I max = 420A, 550A).
2
- Thermostatische bescherming.
- Bescherming onvoldoende waterdruk (alleen voor versie R.A.).
2.3 LASBAARHEID VAN DE METALEN
De lasmachine is geschikt voor het MAG-lassen van koolstofstalen en gelegeerde
staalsoorten met beschermend gas CO en mengsels Ar/CO of Ar/CO /O (Ar-Argon
typisch > 80%) zowel met "volle" draden als met (buisvormige) kerndraden.
Het gebruik van kerndraden zonder beschermend gas (self-shielding) is mogelijk door
de polariteit van de toorts aan te passen aan de aanwijzingen van de fabrikant van de
draad.
Voor het MAG-lassen van de roestvrije stalen worden soortgelijke gebruikswijzen
toegepast als voor de koolstofstalen noodzakelijkerwijze gebruik makend van volle of
identieke of compatibele kerndraden met het basismateriaal en de beschermende
gasmengsels Ar/O of Ar/CO .
2
2
Het MIG-lassen van het aluminium en van haar legeringen (Ar typisch> 98%) moet
uitgevoerd worden gebruik makend van draden met een samenstelling die compatibel
is met het te lassen materiaal met zuivere Ar (99,9%) als beschermend gas.
De soldeerverbinding MIG kan typisch uitgevoerd worden op verzinkt plaatijzer met
draden in koperen legering (vb. koper-silicium of koper-aluminium) met beschermend
gas Ar puur (99,9%).
2.4 SERIE ACCESSOIRES
- Adaptor fles ARGON.
- Kabel en massatang.
- Drukreductor 2 manometers.
- Koelunit water G.R.A.
(alleen voor de versie R.A.).
- Toorts MIG
(watergekoeld in de versie R.A.).
- Draadvoeder.
2.5 ACCESSOIRES OP AANVRAAG
- Koelunit water G.R.A.
(serie accessoire op versie R.A.).
2
2
2
2
- Kit mobiele arm toortshouder.
- Kit verbindingskabels R.A. 4m en 10m, 30m.
- Kit verbindingskabels 4m en 10m.
- Kit spoelbedekking.
- Elektronische kaart met dubbele blokkeertijd (versie met I max = 350A).
- Kaart voltmeter ampèremeter (optional voor versie met I max = 420A, 550A).
- Kit wielen draadvoeder.
- Kit aluminium lassen.
- Toorts MIG 5m 350A, 500A.
- Toorts MIG 3m 500A R.A.
(serie accessoire op versie R.A.).
- Toorts MIG 5m 500A R.A.
3.TECHNISCHE GEGEVENS
3.1 KENTEKENPLAAT (FIG. A)
De belangrijkste gegevens m.b.t. het gebruik en de prestaties van de lasmachine zijn
samengevat op de kentekenplaat met de volgende betekenis:
1- Beschermingsgraad van het omhulsel.
2- Symbool van de voedingslijn:
1~: eenfase wisselspanning;
3~: driefasen wisselspanning.
3- Symbool S: wijst erop dat er lasoperaties mogen uitgevoerd worden in een ruimte
met een verhoogd risico van elektroshock (vb. in de onmiddellijke nabijheid van
grote metalen massa's).
4- Symbool van de voorziene lasprocedure.
5- Symbool van de binnenstructuur van de lasmachine.
6- EUROPESE referentienorm voor de veiligheid en de bouw van de machines voor
booglassen.
7- Inschrijvingsnummer voor de identificatie van de lasmachine (noodzakelijk voor de
technische service, de aanvraag van reserve onderdelen en het opzoeken van de
oorsprong van het product).
8- Prestaties van het lascircuit:
- U : maximum spanning piek leeg (lascircuit open).
0
- I /U : Genormaliseerde overeenstemmende stroom en spanning die door de
2
2
lasmachine tijdens het lassen kunnen verdeeld worden.
- X : Verhouding intermittentie: duidt de tijd aan dat de machine de
overeenstemmende stroom kan verdelen (zelfde kolom). Wordt uitgedrukt in %, op
basis van een cyclus van 10min (vb. 60% = 6 minuten werk, 4 minuten pauze; en zo
verder).
Ingeval de gebruiksfactoren (van de kentekenplaat, die verwijzen naar 40°C
ruimte) overschreden worden, wordt de ingreep van de thermische beveiliging
bepaald ( de lasmachine blijft in stand-by tot haar temperatuur terug binnen de
toegestane limieten ligt).
- A/V-A/V: Duidt de gamma aan van de regeling van de lasstroom (minimum -
maximum) aan de overeenstemmende boogspanning.
9- Kentekens van de voedingslijn:
- U : Wisselspanning en voedingsfrequentie van de lasmachine (toegelaten
1
limieten ±10%).
- I
: Maximum stroom verbruikt door de lijn.
1 max
- I
: Effectieve voedingsstroom.
1ef f
10-
: De waarde van de zekeringen met vertraagde werking moet voorzien
worden voor de bescherming van de lij.
11- Symbolen m.b.t. de veiligheidsnormen waarvan de betekenis aangeduid is in
hoofdstuk 1 "Algemene veiligheid voor het booglassen ".
Opmerking: Het aangegeven voorbeeld van de kentekenplaat geeft een indicatieve
aanwijzing van de betekenis van de symbolen en van de cijfers; de exacte waarden van
de technische gegevens van de lasmachine in uw bezit moeten rechtstreeks genomen
worden van de kentekenplaat van de lasmachine zelf.
3.2 ANDERE TECHNISCHE GEGEVENS:
- LASMACHINE:
zie tabel 1 (TAB.1)
- TOORTS:
zie tabel 2 (TAB.2)
- DRAADVOEDER: zie tabel 3 (TAB.3)
Het gewicht van de lasmachine staat aangeduid in de tabel 1 (TAB.1)
4. BESCHRIJVING VAN DE LASMACHINE
4.1 INRICHTINGEN VAN CONTROLE, REGELING EN AANSLUITING
4.1.1 Lasmachine (FIG. B)
op de voorkant:
1- Hoofdschakelaar met seinlamp.
2- Stappenregeling van de boogspanning.
3- Zekering.
4- Snapmofverbindingen negatieve polariteit, die overeenstemmen met verschillende
niveaus van reactantie, voor verbinding massakabel.
5- Lamp ingreep thermostaat.
6- Lamp ingreep bescherming voor onvoldoende druk van het circuit voor koeling
toorts.
op de achterkant :
7- Uitgang kabel lasstroom.
8- Uitgang bedieningskabel.
9- Zekering groep waterkoeling.
10- Ingang voedingskabel met kabelblokkering.
11- Connector 5p voor groep waterkoeling.
4.1.2 Draadvoeder (FIG. C)
op de voorkant:
1- Snelheid van de draad.
2- Lamp ingreep thermostaat.
3- Tijd van lassen.
4- Selectietoets functie drukknop toorts (2T-4T).
5- Seinlamp actieve elektromagnetische klep .
6- Snelle connector aansluiting toorts.
7- Snelkoppelingen voor waterbuizen van de toorts (alleen versie R.A.).
op de achterkant :
8- Zekering lage spanning.
9- Aansluiting gasbuis.
10- Snapmofverbinding positieve polariteit.
11- Connector 14 polen voor verbindingskabel
op de binnenkant: (alleen versies met I max = 420A, 550A)
12- Regeling helling van stijging van de snelheid draad.
13- Regeling eindbranden van de draad (burn back).
- 30 -
2
2
2