DePuy Synthes ATTUNE Instrucciones De Empleo página 44

Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 22
BIJWERKINGEN EN COMPLICATIES
Hieronder volgen de over het algemeen meest frequent voorkomende bijwerkingen en
complicaties bij totale knieartroplastie:
Algemeen
1.
Vroeg of laat losraken, tibiaverzakking, verbuigen, barsten, fractuur, misvorming of slijtage
van één of meer van de prothesecomponenten, vaak in verband met onder
WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN vermelde factoren. Losraken kan ook
het gevolg zijn van verkeerde fixatie of positionering.
2.
Vroege of late infecties waarvoor het verwijderen van het implantaat en vervolgens een
artrodese noodzakelijk kan zijn.
3.
Pijn, ontwrichting, subluxatie, flexiecontractuur, verminderde bewegingsvrijheid of
verlenging of inkorting van het been, veroorzaakt door onjuiste positionering, losraken of
slijtage van componenten.
4.
Overmatige slijtage van de polyethyleencomponenten als gevolg van intraoperatieve
schade aan het femurcomponent, los cement en/of botfragmenten en/of hoge
activiteitsniveaus of gewicht van patiënten.
5.
Fracturen van de tibia of femur. Intraoperatieve fracturen worden gewoonlijk in verband
gebracht met revisiechirurgie, misvorming en/of ernstige osteoporose. Postoperatieve
fracturen zijn gewoonlijk spanningsfracturen. Fracturen kunnen het resultaat zijn van
defecten in de cortex als gevolg van meerdere pengaten, eerdere schroefgaten, verkeerd
gerichte ruiming en/of gebrekkige of verkeerde distributie van botcement.
6.
Hart- en vaatstoornissen en trombo-embolische ziekte, inclusief veneuze trombose,
longembolie en hartaanvallen.
7.
Weefselreacties, osteolyse en/of losraken van het implantaat veroorzaakt door
metaalcorrosie, allergie of slijtageresten of losse cementdeeltjes.
8.
Myositis ossificans, met name bij mannen met hypertrofische artritis, beperkte
preoperatieve bewegingsvrijheid en/of eerdere myositis. De incidentie van myositis
ossificans neemt toe bij een anamnese met eerdere chirurgie en in gevallen van infectie.
Vroeg postoperatief
1.
Hematoom.
2.
Trage wondgenezing of openbarsten van de wond.
3.
Varus-valgus-deformiteit.
4.
Verzakking in verband met componenten van volledig polyethyleen.
Laat postoperatief
1.
Beperkte bewegingsvrijheid als gevolg van verkeerde selectie of plaatsing van
componenten, belemmeringen en/of periarticulaire calcificatie.
2.
Periarticulaire calcificatie of ossificatie, al dan niet met belemmering van de
beweeglijkheid van het gewricht.
3.
Patellafractuur als gevolg van overmatige spanning of onbedoeld intraoperatieve
verzwakking.
4.
Verergering van de problemen van het aangetaste ledemaat of de contralaterale
extremiteit veroorzaakt door beenlengteverschil.
De incidentie en ernst van complicaties bij totale knievervangingen komen gewoonlijk vaker
voor bij revisies dan bij primaire operaties. Veel voorkomende problemen zijn onder meer de
plaats van de incisie en een gebrek aan goed botmateriaal. Langere operatietijd en verhoogde
incidentie van infectie, longembolie en wondhematoom zijn te verwachten bij revisieprocedures.
44 44
loading