3. De betreffende behandelparameter
resp. -functie roept u met een van de 4
parameterknoppen onder het display
op. Welke parameters resp. funkties ver-
bonden zijn aan de 4 parameterknopen ,
wordt door de symbolen op de knoppen
aangegeven.
Zodra u een parameter met een druk
op de desbetreffende parameterknop
gekozen hebt
• verschijnt het betreffende symbool
groot in het display
• verschijnt de actueel ingestelde
waarde
• wordt het symbool op de parame-
terknop in diapositief op het display
afgebeeld.
4. Met de knoppen + / - verandert u de
waarde (als u de knop ingedrukt houdt
loopt de waarde snel door).
Sommige funkties resp. bijzondere
functies kunnen alleen geactiveerd of
gedeactiveerd worden. Dit gebeurt of
door opnieuw op de van toepassing
zijnde parameterknop te drukken of
met de knoppen + / -. Wanneer u de
parameter hebt geactiveerd, verschijnt
een haakje naast het symbool.
5. Als u alle parameters geprogrammeerd
heeft, slaat u de waarden op met de
knop STOP.
6. Druk hierna op de knop START: De
ARTROMOT®-E2/-E2 compact controleert
de ingestelde waarden, gaat naar de
positie midden tussen de ingestelde
extensie- en flexiewaarde en die van
de ingestelde supinatie en pronatie en
stopt.
7. Druk nogmaals op de knop START om
met de behandeling te beginnen.
De slede begint daarna in de syn-
chroonmodus onmiddellijk met het
ingestelde fysiologische bewegingspa-
troon. De geprogrammeerde snelheid
wordt voor de motor met de grotere
bewegingsuitslag gebruikt, terwijl die
van de tweede motor aangepast wordt.
Daardoor wordt gegarandeerd dat beide
motoren hun doelpositie bijna gelijktij-
dig bereiken.
In de asynchroonmodus beginnen
onmiddellijk na het indrukken van de
knop START beide motoren willekeu-
rig te draaien, waarbij iedere motor
steeds na het bereiken van de maximale
waarde van draairichting verandert. De
geprogrammeerde snelheid wordt voor
beide motoren gebruikt.
Tip!
- Een beschrijving van de parameters
vindt u in paragraaf 5.3.
- U kunt de ingestelde parameters
door op de betreffende parameter-
knop te drukken laten tonen. Daartoe
moet u echter eerst op de knop STOP
drukken, en naar het betreffende
menuniveau gaan.
- Om te verhinderen dat de parameters
ongewild veranderd worden, kunt
u de knoppen vergrendelen. Druk
hiervoor de knoppen + en – tegelij-
kertijd gedurende ca. 3 seconden in.
Om de vergrendeling op te heffen
drukt u nogmaals op beide knoppen
gedurende ongeveer 3 seconden.
- De gegevens op de patiëntenchipkaart
worden met de functie „Nieuwe patiënt"
automatisch gewist. Wanneer u aan
het einde van het programmeren de
knop STOP indrukt, worden de instel-
lingen automatisch opgeslagen op de
patiëntenchipkaart.
- Noodstop-functie: Zodra u tijdens de
behandeling een willekeurige knop
indrukt, schakelt de
ARTROMOT
--E2/-E2 compact onmid-
®
dellijk uit.
- In de synchroonmodus en in de
asynchroonmodus draait de slede de
bewegingsrichting om als u nogmaals
op de knop START drukt.
Patiënten met geprogrammeerde
chipkaart
• Voer eerst de mechanische instellingen
uit.
• Steek de chipkaart in de afstandsbedie-
ning (de patiënt mag zich nog niet op de
bewegingsslede bevinden).
• Druk op de knop START: de bewegings-
slede gaat naar de startpositie van de
239