Bedieningselementen - Kärcher CWB 3 Serie Manual De Instrucciones

Voorspuiten (insecten losmaken)
Met de voorspuitsproeiers wordt schuim op de voorste helft van
het voertuig aangebracht. Het schuim wordt uit water, voorspuit-
middel en perslucht gemaakt.
Intensief basic
Uit stationaire sproeiers wordt chemisch voorreinigingsmiddel op
het voertuig aangebracht.
Het schuim wordt uit water, voorspuitmiddel en perslucht ge-
maakt.
Velgschuim
Met 2 stationaire schuimsproeiers wordt een met perslucht opge-
schuimd waterreinigingsmiddelmengsel op de velgen gespoten.
Hogedrukwassen
Met het hogedrukwassen wordt het grove vuil van het voertuig-
oppervlak verwijderd. Door het minimaliseren van het gevaar
voor krassporen door zandkorrels of dergelijke draagt de HD-rei-
niging in belangrijke mate bij tot de lakbesparende reiniging.
Er staan verschillende uitvoeringen ter beschikking:
 Werkdruk 16 bar (1,6 MPa)
 Werkdruk 60 bar (6 MPa)
 Werkdruk 70 bar (7 MPa), hogedrukpomp onboard (in het por-
taal)
Schuimwax
Uit de sproeiers voor de drooghulp wordt vóór het droogproces
schuimwax op het voertuig aangebracht.
Koude was
Uit de koudewassproeiers wordt water gemengd met was op het
voertuig gespoten. Er kunnen 2 verschillende soorten koude was
(was 1 en was 2) worden gekozen.
Verwarming voor reinigingsmiddel
De voor verwarming voor reinigingsmiddel bevindt zich in de rei-
nigingsmiddeltoevoer in zuil 2.
Vorstbeveiligingsinstallatie
De wasinstallatie kan met een vorstbeveiligingsinstallatie worden
uitgerust:
Bij vorstgevaar wordt het water automatisch uit het lei-
dingsysteem geblazen.
De uitblaasbewerking wordt door een thermostaat gestuurd.
Installatie met omgekeerde osmose
Via de sproeiers voor de drooghulp wordt gedemineraliseerd wa-
ter (uit een bij de klant voorhanden of optionele installatie met
omgekeerde osmose) of schoon water met toegevoegde droog-
hulp op het voertuig aangebracht.
Schuimpolijsten
Met 2 stationaire schuimsproeiers wordt een met perslucht ge-
schuimd mengsel uit water en reinigingsmiddel op het voertuig
gespoten. Vervolgens vindt een polijstfase met de wasborstels
plaats.
Veiligheidsschakelaars
Veiligheidsschakelaars zijn nodig als de vereiste veiligheidsaf-
standen tussen de wasinstallatie en vast geïnstalleerde inbou-
weenheden (bijv. wanden, zuilen, wastafels) niet in acht kunnen
worden genomen. Veiligheidsschakelaars verhinderen het in-
klemmen van personen tussen installatie en wand.
Raakt een veiligheidsschakelaar een hindernis, dan wordt de
wasinstallatie onmiddellijk gestopt.
Instructie
Controleer de oorzaak als de installatie door een veiligheidsscha-
kelaar gestopt werd en laat deze door geautoriseerd personeel
terugzetten.
Spatbescherming
Door de spatbescherming worden aan de wasplaats aangren-
zende vlakken tegen wegspattend vuil en spatwater uit de rote-
rende zijborstels beschermd.
De spatbescherming is aan de buitenoppervlakken van de onder-
stellen en de zuilen bevestigd.
De wielsporen hebben als taak om een centrale positionering van
het voertuig te garanderen. Ze verhinderen het neerzetten van
het voertuig te ver buiten het midden.
De voorhanden poortbesturing wordt door de personenautopor-
taalbesturing met voor het wasproces juiste signalen aange-
stuurd.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen zomerpoortbesturing
en winterpoortbesturing.
Zomerpoortbesturing
 Vóór het begin van de wasbeurt zijn de poorten open.
 Het voertuig kan inrijden.
 Bij het begin van de wasbeurt worden de poorten gesloten.
 Na het einde van de wasbeurt worden de poorten geopend en
blijven deze open.
Winterpoortbesturing
 Voor het begin van de wasbeurt is de inrijpoort gesloten en
moet deze voor het inrijden van het voertuig worden geopend.
Dit gebeurt bijvoorbeeld door het inschuiven van een waskaart
in de waskaartlezer.
 Bij het begin van de wasbeurt (bijv. toets "start" aan de was-
kaartlezer indrukken) wordt de inrijpoort gesloten.
 Na het einde van de wasbeurt wordt de uitrijpoort geopend en
na het uitrijden van het voertuig opnieuw gesloten.
Bij gevaar voor personen, voorwerpen en dieren moet de instal-
latie door het indrukken van de "NOODSTOP"-toets onmiddellijk
worden uitgeschakeld.
"NOODSTOP"-toetsen bevinden zich:
 aan de waskaart-/codelezer.
 aan het bedieningspaneel.
 optioneel aan de ingang van de washal als het bedieningspa-
neel of de waskaart-/codelezer zich niet daar bevinden.
De hoofdschakelaar bevindt zich aan de voedingsverdeler.
Voor het inschakelen van de installatie de hoofdschakelaar op "1"
zetten.
Aan de sleutelschakelaar aan de voedingsverdeler, zie Voe-
dingsverdeler, kan worden gekozen vanuit welke bedieningspun-
ten wasprogramma's kunnen worden gestart.
 Stand 0: Geen programmastart mogelijk
 Stand 1: Programmastart aan de waskaart-/codelezer moge-
lijk
 Stand 2: Programmastart aan de waskaart-/codelezer en aan
het bedieningspaneel mogelijk
Het wasprogramma kan afhankelijk van de uitvoering van de
waskaart-/codelezer als volgt worden gekozen:
 Invoer aan een toetsenbord.
 Het op de waskaart aangegeven programma.
 Invoer van een codenummer.
Instructie
Meer aanwijzingen vindt u in de afzonderlijke gebruiksaanwijzing
van de waskaart-/codelezer.
Nederlands
Wielsporen
Poortbesturing

Bedieningselementen

Noodstop
Hoofdschakelaar
ABS telsystemen
Waskaart-/codelezer
97
loading

Este manual también es adecuado para:

Cwb 3/1Cwb 3/2Cwb 3/3