("s") van de te puntlassen plaat, aan de hand van de volgende formule: d = 4 ÷ 6 · √s.
- Tussen de elektroden een spie plaatsen die overeenstemt met de dikte van de te
puntlassen platen; verifiëren of de armen, manueel benaderd, parallel staan.
Indien nodig, de regeling uitvoeren en hierbij de blokkeerschroeven van de
elektrodehouder losdraaien tot men de meest geschikte stand vindt voor het uit te
voeren werk; de blokkeerschroeven goed terug vastdraaien.
Bij de modellen PTE en PCP28 kan ook de afstand tussen de armen worden
geregeld door in te grijpen op de schroeven van vasthechting van het onderste
bevestigingspunt van de armdrager (zie technische gegevens).
- Het veiligheidsluik geplaatst op de achterkant van de puntlasmachine openen en
hierbij de vier schroeven van vasthechting losdraaien en bij de stelmoer van de
kracht elektroden komen (sleutel nr. 30).
Door de veer samen te drukken (de moer naar rechts draaien) zullen de elektroden
een groeiende kracht uitoefenen met waarden bevat tussen het minimum en het
maximum (zie technische gegevens).
Deze aandrukkracht moet worden vergroot naarmate de dikte van de te puntlassen
plaat toeneemt en in functie van de diameter van de punt van de elektrode.
- Ook eventueel de stromingsregelaar van AFB. D3-2 aanpassen om het dalen van
de elektroden te vertragen;
We raden aan om de vertraging van het sluiten van de arm te compenseren met
een langere samendrukkingstijd zodat de kracht de maximumwaarde kan bereiken
voordat het apparaat begint met puntlassen.
Ter indicatie, bij een ingangsdruk van 8 bar en de schroef van de regelaar op de
helft, 100 samendrukkingscycli (2s) instellen; met de regelschroef helemaal open
(schroef helemaal linksom gedraaid en luchtstroom ononderbroken) 20 cycli (400
ms) instellen.
- Het luik terug sluiten teneinde het binnendringen van vreemde lichamen en
eventuele toevallige contacten met gedeelten onder spanning of in beweging te
voorkomen.
- Bij de PCP-modellen moet men de aansluiting van de perslucht verifiëren, de
verbinding van de voedingsbuizen met het pneumatisch net uitvoeren; de druk
regelen middels het reduceerventiel tot men de waarde van 6 bar (90 PSI) op de
manometer leest.
6.2 REGELING VAN DE PARAMETERS
De parameters die de diameter (doorsnede) en de mechanische houding van de punt
bepalen zijn:
- de door de elektroden uitgeoefende kracht (daN); 1 daN = 1.02 kg;
- de diameter van het contactvlak van de elektroden (mm);
- de lasstroom (KA);
- de lastijd (cycli): bij 50 Hz is 1 cyclus gelijk aan 0.02 seconden.
Bij het afstellen van de puntlasmachine dient met deze factoren rekening te worden
gehouden omdat ze elkaar beïnvloeden binnen relatief ruime marges.
Behalve de genoemde factoren zijn ook de volgende factoren van invloed op het
lasresultaat:
- overmatig spanningsverlies in de voedingslijn;
- oververhitting van de puntmachine te wijten aan onvoldoende koeling of aan het
niet in acht nemen van de intermittentieverhouding van het werk;
- vorm en afmetingen van de stukken aan de binnenkant van de armen;
- afstand tussen de armen (instelbaar bij de modellen PTE en PCP28);
- lengte van de armen (zie technische gegevens).
Bij gebrek aan een specifieke ervaring is het best enkele testen van puntlassen uit te
voeren gebruik makend van plaatijzeren spieën van dezelfde kwaliteit en dikte van het
uit te voeren werk.
Waar mogelijk de voorkeur geven aan hoog vermogen (regelen via "POWER") en
korte tijden (regelen via "CYCLES").
6.3 PROCEDURE
- De hoofdschakelaar van het puntlasapparaat sluiten (pos. "I"); het display gaat aan:
als het pictogram "START" zichtbaar is, is de voeding juist en is de puntlasmachine
gereed maar niet ingeschakeld.
- Voordat op de toets START van AFB. D1-5 wordt gedrukt, is het mogelijk om
het apparaat in te stellen op een van de twee verschillende bedrijfsmodi: op de
toets "MODE" drukken uit AFB. D1-3 en de modus "EASY" (alleen pictogrammen
"POWER" en "CYCLES") of de modus "EXPERT" (alle lasparameters actief)
selecteren.
- Op de toets "START" drukken en de cyclusschakelaar op de positie lassen zetten
(AFB. D1-6).
-
De lasparameters instellen.
- De te puntlassen metaalplaten tegen de onderste elektrode plaatsen.
- Het pedaal (model PTE) of de voetklep (model PCP) helemaal indrukken. Het
volgende gebeurt:
A) de metaalplaten worden tussen de elektroden geklemd met de vooraf
geregelde kracht;
B) doorgang van de lasstroom gedurende de vastgestelde intensiteit en duur (tijd);
dit wordt aangegeven doordat het pictogram van AFB. D2-11 gaat branden en
weer uitgaat.
- Het pedaal enkele ogenblikken (0,5 ÷ 2 s) nadat het pictogram is uitgegaan weer
loslaten (einde lassen); deze vertraging (onderhoud) verbetert de mechanische
kwaliteit van de puntlas.
De puntlas wordt als correct uitgevoerd beschouwd wanneer de kern van de
puntlas uit één van de twee metaalplaten loskomt wanneer een stuk testmateriaal
wordt onderworpen aan een trekproef.
6.4 BEHEER VAN DE PROGRAMMA'S IN DE MODUS "EXPERT"
6.4.1 De puntlasparameters opslaan
- Beginnen vanuit het vrije eerste programma, dat wordt aangegeven met "PCP" op
"PTE" in het midden van het display, en de gewenste lasparameters instellen.
- Meerdere malen op de toets "MODE" drukken totdat het pictogram van de
diskette (AFB. D2-15) gaat branden, dan de toets "MODE" ingedrukt houden:
de lasparameters worden opgeslagen in het eerste beschikbare persoonlijke
programma, bijvoorbeeld in "PRG 001"; het programma wordt onmiddellijk
opgeslagen en opgeroepen met de naam "PRG 001" in het midden van het display.
LET OP: de parameters van een vrij programma kunnen altijd worden opgeroepen via
de toets "MODE" en worden gewijzigd via de toetsen "+" en "-"; de parameters van een
persoonlijk programma kunnen worden opgeroepen via de toets "MODE" en alleen
worden gewijzigd via de procedure uit de volgende paragraaf.
6.4.2 De puntlasparameters van een persoonlijk programma wijzigen
- Beginnen vanuit het persoonlijke programma, dat wordt aangegeven met "PRG
---" in het midden van het display, de toets "MODE" ingedrukt houden totdat "PRG"
wordt weergegeven en knippert;
- het nummer van het programma bevestigen met de toets "MODE" en dan de
aanwezige parameters wijzigen;
- na het wijzigen van de parameters de toets "MODE" ingedrukt houden totdat het
doorgekruiste pictogram van de diskette verschijnt (NIET OPSLAAN);
- nogmaals op "MODE" drukken om het pictogram van de diskette (OPSLAAN) weer
te geven en dan bevestigen door "MODE" ingedrukt te houden.
6.4.3 Een programma oproepen
- Beginnen bij een willekeurig programma, de toets "MODE" ingedrukt houden
totdat "PRG" knippert en dan het nummer kiezen van het programma dat moet
worden opgeroepen met de toetsen "+" en "-": de persoonlijke programma's komen
overeen met de nummers terwijl "DEF" het Default of vrije programma is.
- "MODE" ingedrukt houden om te bevestigen.
6.4.4 Een programma wissen
- Beginnen bij een willekeurig programma, de toets "MODE" ingedrukt houden totdat
"PRG" knippert en dan het nummer kiezen van het programma dat moet worden
gewist met de toetsen "+" en "-".
- Tegelijkertijd de toetsen "+" en "-" ingedrukt houden om de parameters van het
programma te wissen.
LET OP: de parameters van het programma "DEF" of het vrije programma worden
niet gewist: door tegelijkertijd de toetsen "+" en "-" ingedrukt te houden, worden de
fabrieksinstellingen geladen.
7. ONDERHOUD
OPGELET! VOORDAT MEN DE OPERATIES VAN ONDERHOUD
UITVOERT,
MOET
MEN
UITGESCHAKELD IS EN LOSGEKOPPELD VAN HET VOEDINGSNET.
Bij de versies met aandrijving met pneumatische cilinder (mod. PCP) moet men
de schakelaar blokkeren in de stand "O" met het hangslot in dotatie.
7.1 GEWOON ONDERHOUD
DE OPERATIES VAN GEWOON ONDERHOUD KUNNEN DOOR DE OPERATOR
WORDEN UITGEVOERD.
-
aanpassing/herstel van de diameter en het profiel van de punt van de elektrode;
- controle uitlijning van de elektroden;
-
controle koeling van elektroden en armen (NIET AAN DE BINNENKANT VAN DE
PUNTLASMACHINE);
- controle van de belasting veer (kracht elektroden);
- afvoer van de condens uit het ingangsfilter van de perslucht.
- controle koeling kabels en tang ;
- nazicht integriteit van de voedingskabel van de puntlasmacchine en van de tang.
- vervanging van de elektroden en van de armen;
- periodisch nazicht van het niveau van het reservoir van het koelwater;.
- periodisch nazicht van de totale afwezigheid van waterlekken.
7.2 BUITENGEWOON ONDERHOUD
DE OPERATIES VAN BUITENGEWOON ONDERHOUD MOETEN UITSLUITEND
UITGEVOERD WORDEN DOOR PERSONEEL MET ERVARING OF GESCHOOLD
PERSONEEL OP HET GEBIED VAN DE ELEKTRO-MECHANICA.
LET OP! VOORDAT MEN DE PANELEN VAN DE PUNTLASMACHINE
VERWIJDERT EN NAAR DE BINNENKANT ERVAN GAAT, MOET MEN
CONTROLEREN
OF
DE
LOSGEKOPPELD IS VAN HET NET VAN ELEKTRISCHE EN PNEUMATISCHE
(indien aanwezig) VOEDING.
Eventuele controles uitgevoerd onder spanning aan de binnenkant van de
puntlasmachine kunnen zware elektroshocks veroorzaken te wijten aan een
rechtstreeks contact met gedeelten onder spanning en/of letsel te wijten aan
een rechtstreeks contact met organen in beweging.
Regelmatig en in ieder geval met een frequentie in functie van het gebruik en de
milieuomstandigheden, de binnenkant van de puntlasmachine controleren en stof
en metalen deeltjes verwijderen die zich hebben afgezet op transformator, module
thyristors, module dioden, klemmenbord voeding, enz., middels een straal droge
perslucht (max 5bar).
Vermijden de straal perslucht te richten op de elektronische kaarten; zorgen voor
de eventuele schoonmaak ervan met een heel zachte borstel of met geschikte
oplosmiddelen.
Ter gelegenheid:
- verifiëren of de bekabelingen geen schade aan de isolering of loszitende-
geoxideerde verbindingen vertonen.
-
de scharnieren en stiften smeren.
- verifiëren of de verbindingsschroeven van het secundair van de transformator
naar de zekeringen armhouders goed vastgedraaid zijn en of er geen tekens
van oxydatie of verhitting zijn; dit geldt ook voor de blokkeerschroeven armen en
elektrodenhouders.
- verifiëren of de verbindingsschroeven van het secundair van de transformator
naar de balken/uitgangsstrengen goed vastgedraaid zijn en of er geen tekens van
oxydatie of verhitting zijn;
- verifiëren of de verbindingsschroeven van het secundair van de transformator
(indien aanwezig) goed vastgedraaid zijn en of er geen tekens van oxydatie of
verhitting zijn.
- de correcte circulatie van het koelwater (gevraagde minimum debiet) en de
perfecte dichting van de buizen controleren.
- eventuele luchtverliezen controleren.
- Nadat men het onderhoud of de reparatie heeft uitgevoerd, de verbindingen en
bekabelingen herstellen zoals ze oorspronkelijk waren en erop letten dat ze niet
in contact komen met componenten in beweging of met componenten die hoge
temperaturen kunnen bereiken. Alle geleiders omwikkelen zoals ze oorspronkelijk
waren en erop letten dat de verbindingen van de primaire transformator in hoge
spanning goed gescheiden zijn van die van de secundaire transformators in lage
spanning.
Alle aanpasstukken en de originele schroeven gebruiken om de constructie terug
te sluiten.
8. PROBLEMEN OPLOSSEN
ALS HET APPARAAT NIET GOED GENOEG WERKT, VOORDAT U MEER
SYSTEMATISCHE CONTROLES UITVOERT OF CONTACT OPNEEMT MET UW
ASSISTENTIECENTRUM HET VOLGENDE CONTROLEREN:
- Of met de hoofdschakelaar van het puntlasapparaat gesloten (pos." | ") het display
verlicht is; als dat niet het geval is, ligt het defect in de voedingslijn (kabels, contact
en stekker, zekeringen, te veel drukverlies, etc.).
- Of er geen alarmen branden; als dat wel zo is, wachten tot het pictogram "START"
gaat branden en op de toets drukken om het puntlasapparaat weer te starten;
controleren of het koelwater goed circuleert en eventueel de inschakelduur van
de werkcyclus verminderen; controleren of er perslucht aanwezig is (alleen mod.
PCP); controleren of de voedingsspanning compatibel is met de waarde op het
serieplaatje ± 10%.
- Of met het pedaal of de cilinder ingeschakeld de actuator van de elektrische
besturing de klemmen (contacten) ook echt sluit om de elektronische kaart
toestemming te geven: puntlaspictogram brandt gedurende de ingestelde tijd.
- 46 -
CONTROLEREN
OF
DE
PUNTLASMACHINE
PUNTLASMACHINE
UITGESCHAKELD
EN