weerstandslassen met deze typologie van apparatuur.
-
Er moet een risicobeoordeling worden uitgevoerd voor iedere typologie van
uit te voeren werk; men moet uitrustingen en maskers voorzien die geschikt
zijn om het stuk in bewerking te steunen en te begeleiden zodanig dat de
handen verwijderd zijn van de gevaarlijke zone ter hoogte van de elektroden.
- Ingeval men een draagbare puntlasmachine gebruikt: de tang stevig
vastgrijpen met beide handen geplaatst op de speciaal daartoe bestemde
handvaten; de handen altijd uit de buurt van de elektroden houden.
- In alle gevallen waar de vorm van het stuk het mogelijk maakt, moet men
de afstand van de elektroden zodanig regelen dat 6 mm aanslag niet
overschreden worden.
- Voorkomen dat meerdere personen tegelijkertijd met dezelfde puntlasmachine
werken.
- De werkplaats moet verboden zijn aan vreemde personen.
- De puntlasmachine niet onbewaakt laten: in dit geval is het verplicht ze los te
koppelen van het voedingsnet; in de puntlasmachines met in werkingstelling
met pneumatische cilinder, moet men de hoofdschakelaar naar de stand
"O" brengen en blokkeren met het meegeleverde hangslot. De sleutel moet
uitgetrokken worden en door de verantwoordelijke bewaard worden.
- Uitsluitend de elektroden voorzien voor de machine gebruiken (zie lijst
reserveonderdelen) zonder de vorm ervan te wijzigen.
- RISICO VAN BRANDWONDEN
Sommige gedeelten van de puntlasmachine (elektroden – armen en
aangrenzende plaatsen) kunnen temperaturen bereiken boven de 65°C: men
moet een geschikte beschermende kledij dragen.
Het juist gelaste stuk laten afkoelen voordat men het aanraakt!
-
RISICO VAN KANTELEN EN VALLEN
- De puntlasmachine op een horizontaal oppervlak plaatsen met een geschikt
vermogen voor de massa; de puntlasmachine aan het steunvlak bevestigen
(indien voorzien in het deel "INSTALLATIE" van deze handleiding). Zoniet,
bij hellende of loszittende vloeren, beweeglijke steunvlakken, bestaat het
gevaar voor kantelen.
- Het is verboden de puntlasmachine op te tillen, tenzij dit uitdrukkelijk
voorzien is in het deel "INSTALLATIE" van deze handleiding.
- Ingeval men verrijdbare machines gebruikt: de puntlasmachine loskoppelen
van het elektrisch en pneumatisch (indien aanwezig) net, voordat men de
unit verplaatst naar een andere werkplaats. Letten op de hindernissen en
de onregelmatigheden van het terrein (vb. Kabels en buizen).
-
ONJUIST GEBRUIK
Het gebruik van de puntlasmachine is gevaarlijk voor alle bewerkingen die
verschillen van diegene die voorzien zijn (zie VOORZIEN GEBRUIK).
BESCHERMINGEN EN AFSCHERMINGEN
De beschermingen en de beweeglijke gedeelten van het omhulsel van de
puntlasmachine moeten op hun plaats zijn, voordat de puntlasmachine wordt
aangesloten op het voedingsnet.
LET OP! Gelijk welke handmatige ingreep op toegankelijke beweeglijke
gedeelten van de puntlasmachine, bijvoorbeeld:
-
Vervanging of onderhoud van de elektroden
-
Regeling van de stand van de armen of de elektroden
MOET UITGEVOERD WORDEN MET DE PUNTLASMACHINE UITGESCHAKELD
EN LOSGEKOPPELD VAN HET ELEKTRISCHE EN PNEUMATISCHE (indien
aanwezig) VOEDINGSNET.
HOOFDSCHAKELAAR GEBLOKKEERD "O" MET HET HANGSLOT GESLOTEN
EN DE SLEUTEL UITGETROKKEN (in de modellen met in werkingstelling met
PNEUMATISCHE CILINDER).
OPSLAG
-
De machine en haar toebehoren (met of zonder verpakking) in gesloten
lokalen plaatsen.
- De relatieve vochtigheid van de lucht mag niet hoger zijn dan 80%.
-
De milieutemperatuur moet liggen tussen -15°C en 45°C.
Indien de machine is uitgerust met een koelunit met water en een
milieutemperatuur lager dan 0°C: de voorziene antivries vloeistof toevoegen
ofwel het hydraulisch circuit en het waterreservoir volledig leegmaken.
Altijd geschikte maatregelen treffen om de machine te beschermen tegen
vochtigheid, vuil en corrosie.
2. INLEIDING EN ALGEMENE BESCHRIJVING
2.1 BELANGRIJKSTE KENMERKEN
Stationair lasapparaat met elektrode die gebogen daalt voor weerstandslassen
(enkele punt) met digitale microprocessorbesturing.
De belangrijkste kenmerken zijn:
- beperking van de lijn-overstroom bij inschakelen (regeling cosφ inschakeling);
- keuze van de optimale puntlasstroom voor het beschikbare elektriciteitsnet;
- keuze van de optimale parameters voor de lascyclus (samendrukkingstijd,
stroomoplooptijd, lastijd, pauzetijd en aantal pulsen);
- opslag van de favoriete programma's;
- verlicht LCD-display waarop de opdrachten en de ingestelde parameters worden
weergegeven;
- thermische beveiliging met signalering (overbelasting of te weinig koelwater);
- signalering en blokkering in het geval van over- of onderbelasting;
- signalering gebrek aan lucht (alleen in modellen met persluchtbesturing "PCP");
- regeling van de luchtstroom voor de vertraging van het sluiten van de armen
(alleen bij modellen met persluchtbesturing "PCP").
Starten:
- modellen "PTE": mechanisch met pedaal met regelbare hendellengte;
- modellen "PCP": perslucht met cilinder met dubbel effect bestuurd door voetklep.
2.2 ACCESSOIRES OP AANVRAAG
- Koppel armen lengte 500mm, volledig met elektrodehouder en standaard
elektroden.
- Koppel armen lengte 700mm, volledig met elektrodehouder en standaard
elektroden.
- Gebogen elektroden.
- Groep voor koeling met water met gesloten circuit ( alleen geschikt voor PTE of
PCP 18).
3.TECHNISCHE GEGEVENS
3.1 KENTEKENPLAAT (FIG. A)
De belangrijkste gegevens m.b.t. het gebruik en de prestaties van de puntlasmachine
zijn samengevat op de kentekenplaat met de volgende betekenis.
1-
Aantal van de fasen en frequentie van de voedingslijn.
2-
Voedingsspanning.
3- Vermogen van net aan permanent regime (100%).
4- Nominaal vermogen van net met verhouding van intermittentie van 50%.
5- Maximum spanning leeg naar de elektroden.
6- Maximum stroom met elektroden in kortsluiting
7- Stroom naar secundair aan permanent regime (100%).
8-
Draadafstand en lengte van de armen (standaard).
9- Minimum en maximum regelbare kracht van de elektroden.
10- Nominale druk van de bron van perslucht.
11- Druk van de bron van perslucht noodzakelijk om de maximum kracht naar de
elektroden te bekomen.
12- Vermogen van het water van koeling .
13- Val van nominale druk van de vloeistof voor de koeling.
14- Massa van de inrichting van het lassen.
15- Symbolen m.b.t. de veiligheid waarvan de betekenis in hoofdstuk 1 " Algemene
veiligheid voor het weerstandslassen " staat.
Nota: Het gegeven voorbeeld van kentekenplaat is louter ter aanwijzing van de
betekenis van de symbolen en de cijfers; de juiste waarden van de technische
gegevens van de puntlasmachine in uw bezit moeten rechtstreeks genomen worden
van de kentekenplaat van de puntlasmchine zelf.
3.2 ANDERE TECHNISCHE GEGEVENS (FIG. B)
4. BESCHRIJVING VAN DE PUNTLASMACHINE
4.1 GEHEEL EN PLAATSINNAME VAN DE PUNTLASMACHINE (FIG. C)
4.2 BESTURINGS- EN REGELORGANEN
4.2.1 Bedieningspaneel (AFB. D1).
1- hoofdschakelaar (in PCP-modellen met noodstopfunctie en vergrendelbare positie
"O": hangslot en sleutels bijgeleverd).
2- toetsen vermeerdering (+) vermindering (-).
3- parameter-selectietoets "MODE".
4- verlicht LCD-display;
5- starttoets /START (mod. PCP);
/
schakelaar alleen druk (niet lassen) / lassen.
6-
4.2.2 Beschrijving van de pictogrammen (AFB. D2).
Puntlasparameters (1-7):
1-
power (%): puntlasstroom in percentage ten opzichte van de maximumwaarde;
2-
samendrukkingstijd (cycles): wachttijd in cycli voordat er stroom wordt
afgegeven vanaf het contact van de elektroden met het werkstuk;
3-
stroomoplooptijd (cycles): tijd in cycli totdat de puntlasstroom de via "power"
ingestelde waarde bereikt;
4-
puntlastijd (cycles): tijd in cycli dat de stroom op de ingestelde waarde wordt
gehouden;
5-
pauzetijd (cycles): tijd in cycli dat de stroom nul is tussen opeenvolgende
pulsen (alleen in pulswerking);
6-
aantal pulsen (n°): als dit 1 is, eindigt het puntlassen na de puntlastijd (4); als
dit groter dan 1 is, geeft dit het aantal stroompulsen aan dat door de machine
wordt afgegeven (pulswerking);
7-
ronde synoptische indicator, met getal in het midden, van de ingestelde
cycli;
8-
symbool van thermisch alarm;
9-
multifunctioneel numeriek display;
10-
symbool van puntlassen actief (stroomafgifte);
11-
symbool van samendrukkingstijd, actief met schakelaar van Afb. D1-6 in de
positie NIET LASSEN;
12-
START-indicator: druk op de toets van Afb. D1-5 om de machine in
te schakelen;
13-
symbool persoonlijk PROGRAMMA;
14- symbool voor het persoonlijke programma
15-
ronde synoptische indicator, met getal in het midden, van het ingestelde
vermogen.
4.2.3 Modus voor instelling van de puntlasparameters
Iedere keer dat het apparaat wordt ingeschakeld en voordat op de starttoets "START"
wordt gedrukt, kan de modus worden veranderd waarmee u de lasparameters wilt
instellen:
- modus "GEREDUCEERD" = EASY: maakt een snelle en intuïtieve selectie van de
twee belangrijkste lasparameters "POWER" (1) e "puntlastijd" (4) mogelijk. In deze
modus kunnen de persoonlijke programma's niet worden opgeslagen.
- modus "UITGEBREID" = EXPERT: maakt de selectie mogelijk van alle
lasparameters die worden beschreven in de vorige paragraaf. In deze modus
kunnen de persoonlijke programma's worden opgeslagen.
4.2.4 Moer voor compressie en regeling van de stroom (AFB. D3)
1- De moer is toegankelijk door het luik op de achterkant van het lasapparaat te
openen.
Met de moer kan de kracht van de elektroden worden geregeld door middel van de
voorbelasting van de veer: hoe sterker de veer is geladen, hoe groter de kracht op
de elektroden van het puntlasapparaat is.
2- Met de stroomregelaar (alleen mod. PCP) kan de sluitende beweging van de armen
worden vertraagd om te voorkomen dat de elektroden op het werkstuk stuiteren.
De schroef van de regelaar linksom draaien (+) om de luchtstroom en de
dalingssnelheid van de elektroden te vergroten; de schroef rechtsom draaien (-)
om de luchtstroom en de dalingssnelheid van de elektroden te verkleinen.
4.2.5 Regeling van de druk en manometer (AFB. D4 - alleen mod. PCP)
1- Knop voor het regelen van de druk;
2- Manometer.
- 44 -
opslaan /
niet opslaan;