Biostable HAART 200 Instrucciones De Uso página 31

Dispositivo de anuloplastia aórtica
Tabla de contenido
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 95
De uitsteekselhechtdraden worden geplaatst met het HAART 200-aor-
ta-annuloplastiekimplantaat op de houder boven de klep (afbeelding 6).
De uitsteekselhechtdraden moeten zodanig worden geplaatst dat het
uiteinde van het implantaatuitsteeksel zich ten minste 2 mm onder de
bovenzijde van de subcommissuurruimte bevindt.
Afbeelding 6. Plaatsen van de uitsteekselhechtdraden
Het HAART 200-aorta-annuloplastiekimplantaat is bedekt met poly-
ester materiaal, dat endothelialisatie mogelijk maakt. Horizontale
matras-uitsteekselhechtdraad wordt primair gebruikt om het implantaat
correct te positioneren voordat aanvullende lushechtdraden rondom
de bladgedeelten van het implantaat worden geplaatst. Alleen de hor-
izontale matras-uitsteekselhechtdraden mogen het materiaal raken en
dan alleen net aan de binnenzijde van de uitsteeksels (afbeelding 5 op
pagina 23). Extra materiaal is aangebracht in deze gebieden om het
passeren van de naald te faciliteren, maar er zijn slechts zeer opper-
vlakkige beten vereist.
Nadat de twee uitsteeksel-hechtdraden zijn aangebracht, laat men het
implantaat onder de eigen klep zakken, en de hechtdraad waarmee
het implantaat aan de houder is vastgemaakt, wordt doorgeknipt. Het
HAART 200-aorta-annuloplastiekimplantaat moet voorzichtig van de
houder worden genomen door het implantaat van de houder te duwen
nabij het midden van elk bladgedeelte van het implantaat. De houder
mag pas van onder de klep worden verwijderd nadat het implantaat van
de houder is gedrukt.
Hechtdraden sinusgedeelte
Hechtdraden van het sinusgedeelte lopen rondom het implantaat en
omhoog door de ring, waarbij diepe beten in de aorta worden gemaakt.
Ze komen tevoorschijn boven de klep op fijne tampons (afbeeldingen
7 en 8). Het gebruik van 4-0 polypropyleen hechtdraad wordt aanbev-
olen zodat de complexe horizontale matrashechtdraden stevig kunnen
worden aangetrokken aan de uiteinden. Drie lushechtdraden worden
geplaatst rond het niet-gesmolten sinussegment van het implantaat en
vier (4) lushechtdraden worden geplaatst rond het sinussegment dat bij
het samengesmolten blad hoort, twee (2) aan elke kant van de raphe
(afbeelding 9).
DWG-01-023 Rev. B - ©2021
Afbeelding 7. Lushechtdraden van bladgedeelte
Afbeelding 8. Hechten van de bladgedeelten met het implantaat
onder de klepbladen
2mm
Afbeelding 9. Uiteindelijke hechtdraadconfiguratie
Omgang met hechtdraad
Nadat alle negen hechtdraden zijn aangebracht, wordt elke hechtdraad
met acht knopen stevig over de tampon vastgemaakt, waarbij ervoor
moet worden gezorgd dat de bladuitsteeksels terug in de subcommis-
suurgebieden worden gedrukt en het materiaal van het implantaat onder
de bladweefsels blijft. De knopen moeten stevig worden aangetrokken
om te voorkomen dat de hechtdraden losraken.
Lange, ringvormige uiteinden hechtdraad in de coronaire sinus kun-
nen beschadigingen aan het blad veroorzaken. Als laatste stap bij het
annulair hechten moet(en) een of beide naalden van de vastgemaakte
ringhechtdraad naar beneden worden gestoken door het midden van
het laterale aspect van de tampon, en de hechtdraad moet opnieuw
op de tampon worden bevestigd met nog eens zes knopen. Bij deze
manoeuvre worden de uiteinden hechtdraad naar beneden en weg van
de bladen geleid.
31
Tabla de contenido
loading

Productos relacionados para Biostable HAART 200

Tabla de contenido