282
Indicaties
De tijdelijke pacing met Reocor S is geschikt voor volgende
toepassingen bij patiënten ongeacht de leeftijd:
•
Behandeling van aritmie en hartblok
•
Symptomatische sinusbradycardia
•
Sinusknoopdysfunctie
•
Pre-, intra- en postoperatieve pacing van patiënten met
een hartoperatie
•
Beëindiging van supraventriculaire tachyaritmieën
•
Profylactische pacing ter preventie van hartritmestoor-
nissen
•
Noodgevalpacing
•
Controle van de stimulatiedrempels
Contra-indicaties
•
Reocor S kan niet worden gesteriliseerd en is daarom
niet geschikt voor gebruik binnen een steriele patiënt-
omgeving.
•
De atriale eenkamersimulatie is contrageïndiceerd bij
patiënten met reeds bestaande AV-geleidingsstoringen.
•
Gebruik van een externe pacemaker is contrageïndiceerd
bij aanwezigheid van een actieve, geïmplanteerde pace-
maker.
Mogelijke bijwerkingen
Tot de mogelijke complicaties bij toepassing van tijdelijke,
externe pacing behoren onder andere extrasystolen na plot-
selinge beëindiging van de pacing (bijvoorbeeld door onbe-
doeld losmaken van de patiëntenkabel, losmaken van de
elektrode, onjuiste instellingen) of afhankelijkheid van de
pacemaker.
Tot de complicaties bij het inbrengen van transveneuze
elektroden behoren onder andere: wondinfectie, arteriële
punctie, pericardiale wrijvingen, cardiale perforatie en
dysrhythmie na elektrodeninsertie.
Opmerkingen over de hantering
Afhankelijk van de pacinginstellingen en het ziektebeeld van
de patiënt kan de pacing hartritmestoornissen induceren.
Om de veiligheid van de patiënt te garanderen moeten
bepaalde procedures in acht worden genomen en voorzorgs-
maatregelen worden genomen die hieronder zijn opgesomd.