286
Storingsveiligheid
— Na een defibrillatie moet Reocor S uit- en ingescha-
keld worden zodat het apparaat een volledige zelftest
kan uitvoeren.
Bovendien moeten na de defibrillatie pacemakerfunctie
en sensor threshold gecontroleerd en gedurende een vol-
doende lange periode worden bewaakt.
•
Reocor S is tegen storingen door elektromagnetische
straling, elektrostatische ontlading en tegen overgeleide
storingen beveiligd. Ook de door Reocor S uitgezonden
straling is geminimaliseerd. Daarmee voldoet het appa-
raat aan de eisen conform IEC 60601-1-2. Het is echter
mogelijk dat sterke elektromagnetische velden, zoals die
bijvoorbeeld in de buurt van elektromotoren, transforma-
toren, stroomleidingen en andere elektrische apparaten
optreden, de functie van Reocor S kunnen beïnvloeden.
Elektromagnetisch interferentie kan leiden tot volgende
storingen:
— Onverwacht terugzetten (zelftest wordt uitgevoerd).
— Cardiale events worden waargenomen, maar ver-
schijnen niet op de ECG-monitor.
— Reocor S heeft onverklaarbare eigenschappen.
Maatregelen voor het herstellen van de correcte functie
van Reocor S:
— Verbinding tussen apparaat en tijdelijke stimulatie-
elektroden controleren en eventueel corrigeren.
— Gevoeligheid van Reocor S aanpassen: Vaak leidt de
halve waarde van de gemiddelde amplitude van het
intrinsieke signaal tot een correcte gevoeligheids-
instelling.
— Alle elektrische apparaten in de buurt van Reocor S
uitschakelen, als deze elektromagnetisch interferen-
tie kunnen veroorzaken en bedrijf ervan niet werke-
lijk nodig is.
— De storingsbron zodanig verplaatsen dat geen storin-
gen meer optreden.
— Indien zonder gevaar mogelijk: Reocor S uit- en
inschakelen om zo de pacemaker in ongestoord
bedrijf terug te zetten.
— Raadpleeg bij verder bestaande technische storing
BIOTRONIK.
•
Als voor de atriale gevoeligheid van het apparaat een
<
waarde
1,0 mV is ingesteld, kan dit leiden tot storingen
door elektromagnetische velden. Als het klinisch moge-
lijk is, moet een gevoeligheidsparameter van de grootte
1,0 mV worden gebruikt. De instelling van gevoeligheids-
<
parameters
1,0 mV vereist een expliciete medische indi-
catie. Dergelijke waarden mogen alleen worden ingesteld
onder supervisie van een arts.