14
NL
– Indien de ketting erg bevuild is of indien er veel hars
op aanwezig is, dient men de ketting te demonteren en
deze gedurende enkele uren in een houder te leggen
met een bijzonder reinigingsmiddel. Spoel hem ver-
volgens af in schoon water en behandel hem met een
geschikte anticorrosie-spray, vooraleer hem weer op
de machine te monteren.
– Monteer de bescherming van de staaf vooraleer de
machine weg te zetten.
8. ONDERHOUD EN OPSLAG
LET OP!
de anderen:
– Een correct onderhoud is fundamenteel om in
de tijd de oorspronkelijke efficiëntie en gebruik-
sveiligheid van de machine in stand te houden.
– Laat bouten en schroeven vastgedraaid zitten
om er zeker van te zijn dat de machine altijd op
een veilige manier gebruiksklaar is
– Gebruik de machine nooit als er onderdelen ver-
sleten of beschadigd zijn. De beschadigde onder-
delen moeten vernieuwd en niet gerepareerd wor-
den.
– Gebruik uitsluitend originele reserveonderdelen.
Onderdelen van een andere kwaliteit kunnen de
machine beschadigen en kunnen gevaarlijk zijn
voor de gebruiker.
LET OP!
– Haal de kap van de bougie.
– Wacht tot de motor voldoende afgekoeld is.
– Gebruik werkhandschoenen voor het hanteren
van het blad en de ketting.
– Houd de bladbeschermingen op hun plaats, ten-
zij aan het blad zelf of aan de ketting gewerkt
moet worden.
– De olie, benzine of andere vervuilende materialen
niet in het milieu gooien.
CILINDER EN GELUIDSDEMPER (Afb. 19)
Om brandgevaar te beperken, worden de vleugels van
de cilinder regelmatig gereinigd met perslucht en wordt
de zone van de geluidsdemper vrijgemaakt van zaagsel,
takjes, bladeren of ander afval.
STARTGROEP
Om oververhitting en schade aan de motor te voorko-
men, moeten de roosters voor de aanzuiging van de
koellucht altijd schoon en vrij van zaagsel en vuil zijn .
GEBRUIK VAN DE MACHINE / ONDERHOUD EN OPSLAG
Voor uw veiligheid en die van
Tijdens het onderhoud:
LET OP!
vóór het opbergen van de machine in elke wille-
keurige ruimte. Om het risico voor brand te beper-
ken de machine vrijmaken van zaagsel, takjes, bla-
deren of overtollig vet; laat geen recipiënten met
snijafval in de ruimte achter.
Het starttouw moet vervangen worden bij de eerste te-
kenen van slijtage.
KOPPELINGSGROEP (Afb. 20)
Houd het deksel van de koppeling vrij van zaagsel en
vuil, door de carter te verwijderen (zoals aangegeven in
hoofdstuk 4.1.) en deze na de ingreep correct weer te
monteren. Ongeveer elke 30 uren moet het intern lager
gesmeerd worden bij uw Verkoper.
REM KETTING
Controleer regelmatig de efficiëntie van de kettingrem
en of de metalen band die het deksel van de koppeling
omgeeft niet beschadigd is, door de carter te verwijde-
ren (zoals aangegeven in hoofdstuk 4.1.) en deze na
de ingreep correct weer te monteren.
De band moet vervangen worden wanneer de dikte
aan de contactpunten met het deksel van de koppeling
ongeveer de helft geworden is ten opzichte van de
twee uiteinden, die niet onderhevig zijn aan wrijving.
KETTINGWIEL
Controleer, bij uw Verkoper, regelmatig de staat van het
kettingwiel en vervang het wanneer het de aanvaardbare
limieten overschrijdt.
Monteer geen nieuwe ketting op een versleten wiel en
omgekeerd.
SMEEROPENING (Afb. 21)
Verwijder regelmatig de carter (zoals aangegeven in
hoofdstuk 4.1), demonteer de staaf en controleer of de
openingen voor de smering van de machine (1) en van
de staaf (2) niet verstopt zijn.
Laat de motor eerst afkoelen