Starts
60
40
30
per
uur
Opmerking:
Als u een andere motor gebruikt dan de standaard-
motor die bij de elektrische pomp is geleverd, moet
u in de bijbehorende instructies opzoeken wat het
maximum aantal toegestane inschakelingen per uur
is.
Geluidsniveau
Voor de juiste drukniveaus van pompen die uitgerust
zijn met een standaardmotor, zie
382.
Voor geluidsdrukniveaus van de pomp zonder motor,
zie
Tabel 10
op pagina 386.
4 Installatie
Voorzorgsmaatregelen
WAARSCHUWING:
• Neem de geldende regels ter voorko-
ming van ongelukken in acht.
• Gebruik geschikte apparatuur en be-
schermingsmiddelen.
• Raadpleeg altijd de lokale en/of natio-
nale wet- en regelgeving, en gelden-
de regels met betrekking tot het se-
lecteren van de locatie voor de instal-
latie, en de aansluitingen voor water
en stroom.
ELEKTRISCH GEVAAR:
• Zorg dat alle aansluitingen worden
uitgevoerd door gekwalificeerde tech-
nicus in overeenstemming met de
geldende regelgeving.
• Voordat u begint met werkzaamhe-
den aan de machine, dient u ervoor
te zorgen dat de machine en het be-
dieningspaneel gescheiden zijn van
de elektrische voeding en niet kun-
nen worden ingeschakeld. Dit is ook
van toepassing op het regelcircuit.
Aardgeleiding (massa)
ELEKTRISCH GEVAAR:
• Sluit altijd eerst de externe be-
schermgeleider op de aardedraad
aan voordat u andere elektrische ver-
bindingen aansluit.
• U moet alle elektrische apparatuur
aarden. Dit geldt zowel voor de
pompuitrusting en de aandrijving als
voor de bewakingsapparatuur. Test
de aardedraad (massa) om te contro-
leren of deze goed is aangesloten.
• Als de motorkabel per ongeluk is los-
getrokken, moet de aardegeleider
(massa) de laatste geleider zijn die
van de aansluiting losraakt. Zorg dat
de aardegeleider (massa) langer is
24
16
8
4
Tabel 9
op pagina
nl - Vertaling vanuit het origineel
dan de fasegeleiders. Dit geldt voor
beide uiteinden van de motorkabel.
• Breng extra beveiliging aan tegen do-
delijke schok. Installeer een hoogsen-
sitieve differentiaalschakelaar (30
mA) [residual current device RCD]
(apparaat voor reststroom).
4.1 Eisen aan de installatie
4.1.1 Locatie van de pomp
GEVAAR:
Gebruik deze pomp niet in omgevingen
waarin mogelijk ontvlambare/explosieve
of chemisch agressieve gassen of poe-
ders aanwezig zijn.
Richtlijnen
Neem de volgende richtlijnen in acht met betrekking
tot de locatie van het product:
• Zorg dat de koellucht die door de motorventilator
wordt geleverd niet geblokkeerd wordt.
• Zorg ervoor dat het gebied van de installatie be-
schermd wordt tegen vloeistoflekkages of over-
stroming.
• Plaats de pomp zo mogelijk enigszins hoger dan
het vloeroppervlak.
• De omgevingstemperatuur moet liggen tussen de
0 °C (+32 °F) en +40 °C (+104 °F).
• De relatieve vochtigheid van de omgevingslucht
moet minder zijn dan 50% bij +40 °C (+104 °F).
• Neem contact op met de afdeling Verkoop en
Service in de volgende situaties:
– De relatieve vochtigheid is hoger dan de richt-
lijn.
– De kamertemperatuur is hoger dan +40 °C
(+104 °F).
– Het apparaat staat hoger dan 1000 m boven
zeeniveau. De prestaties van de motor die-
nen mogelijk opnieuw te worden berekend, of
te worden vervangen door een sterkere mo-
tor.
Voor informatie over met welke waarde de motor op-
nieuw moet worden berekend, zie
na 393.
Pompplaatsing en vrije ruimte
Zorg voor voldoende verlichting en ruimte rondom
de pomp. Zorg ervoor dat hij gemakkelijk bereikbaar
is voor installatie- en onderhoudswerkzaamheden.
Installatie boven vloeistofbron (aanzuighoogte)
De theoretisch maximale aanzuighoogte van elke
pomp is 10,33 m. In de praktijk zijn de volgende ele-
menten van invloed op de aanzuigcapaciteit van de
pomp:
• Temperatuur van de vloeistof
• Hoogte boven zeeniveau (in een open systeem)
• Systeemdruk (in een gesloten systeem)
• Weerstand van de leidingen
• Eigen intrinsieke doorvoerweerstand van de
pomp
• Hoogteverschillen
Gebruik de volgende vergelijking voor het bereke-
nen van de maximale hoogte boven vloeistofniveau
waarop de pomp geïnstalleerd kan worden:
(p
*10,2 - Z) ≥ NPSH + H
b
Tabel 11
op pagi-
+ H
+ 0,5
f
v
83