Afb. 97: Montage in verdeelkast
4. Controleer of de energiemanager goed op de
DIN-rail vast zit.
Stroomomvormer installeren
OPMERKING
Onjuiste meetrichting van de stroomomvormer
De montage van de sensor tegen de meetrichting in
kan leiden tot onjuiste resultaten en storingen.
e
Let op de meetrichting van de stroomomvormer
(afb. 15, gele pijlen).
De stroomsensoren voor het meten van de totale
stroom in de werkplaats of van het huishouden moe-
ten na de hoofdzekering aan de betreffende hoofdfa-
sen worden geïnstalleerd. De energiestromen mogen
nog niet in subcircuits zijn onderverdeeld.
g Hoofdstuk „Overzicht" op pagina 220 volgen.
e
Controleer dat alle corrosiewerende materialen
van de stroomomvormer zijn verwijderd.
e
Houd de maximaal toegestane kabellengte per
stroomsensor van 3,0 m in acht.
e
Selecteer een montageplaats waarbij de kabel
recht kan liggen en let daarbij op de meetrichting
(in de richting van de pijl naar de verbruiker )
((Afb. ), gele pijl).
e
Leg de installatiekabel in de stroomsensor en
sluit het deksel van de stroomsensor ((Afb. 98),
gele pijl).
e
Verifieer dat de nominale stroom van de stroom-
sensor daadwerkelijk groter is dan die van de
vermogensonderbreker.
e
Steek de stroomsensorkabels eerst in de stek-
kerverbinders en dan pas de stekkerverbinders in
de aansluitingen van het apparaat.
Informatie
Noteer het stroomsensortype, de aansluitpositie op
de energiemanager en de fase waarop de stroomsen-
sor is aangebracht (bijv. L1 of L2) Deze informatie
hebt u nodig voor de configuratie van de stroomsen-
soren in de Web Application.
Als meetkabels moeten worden verlengd, gebruik dan
zoveel mogelijk hetzelfde kabeltype.
Als in de installatieomgeving een optionele verde-
ler voor wandmontage moet worden gebruikt, moe-
ten de kabels door geschikte kabeldoorvoersystemen
(lege buizen, kabelgoten, etc.) naar de verdeler wor-
den geleid.
Installatie en aansluiting
Afb. 98: Montagevoorbeeld stroomomvormer
227