MCS5, MCS10, MCS15
Bij het installeren van zeewatersysteem moeten de volgende aanwijzin-
gen worden gevolgd:
De zeewaterpomp moet zo worden gemonteerd zodat hij zich altijd
minimaal 300 mm onder de zeespiegel bevindt.
De zeewaterpomp kan horizontaal of verticaal worden gemonteerd,
maar de uitlaat moet altijd boven de inlaat (afb. 5, pag. 5) worden
geplaatst.
Onderdeel Beschrijving
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
– A: Correct
Stabiele opwaartse stroom van inlaat tot eenheid (8), vervolgens
neerwaarts naar de uitlaat (9), slangen zijn dubbel vastgeklemd
(10).
Buitenboord-inlaat (1), kogelklep (2), slang en zeef (3) mogen niet
kleiner zijn dan de pompinlaat.
– B: Niet correct
Slangen mogen geen knikken, lussen of hoge punten hebben
waardoor de lucht kan worden belemmerd.
– C: Niet correct
Pomp (4) en zeef (3) moeten zich onder de waterspiegel bevinden
(7).
– D: Niet correct
De zeef (3) moet onder pomp (4) en onder de waterspiegel (7) wor-
den aangebracht.
Zorg ervoor dat het water vanaf de buitenboord-uitlaat vrij kan stro-
men als de pomp draait.
Het inlaatrooster moet naar voren gericht zijn en mag niet worden ge-
deeld met een andere pomp.
Het inlaatrooster en de sluitklep moeten vastzitten en goed zijn afge-
dicht.
NL
Buitenboord-inlaat
Kogelklep
Zeef
Zeewaterpomp
Condenserspoel airco
Zeewater-uitlaat
Waterspiegel
Inlaatstroom
Uitlaatstroom
Slangklemmen paarsgewijs geïnstalleerd met steleinden aan tegenover
elkaar liggende zijden
Installatie
153