Boorkolomgeleid boren is alleen zonder zijhandgreep en zonder spatbescherming mogelijk.
5.3.1
Watervangstang monteren
Boren is alleen onder de volgende omstandigheden toegestaan:
De meegeleverde watervangstang is gemonteerd en op de lengte van de gebruikte boorkroon ingesteld.
In de wateropvangring is een boorbus aangebracht, die bij de boorkroondiameter past.
1. Haal de netstekker uit het stopcontact.
2. Schuif de watervangstang in de daarvoor bestemde openingen aan de voorzijde van het apparaat tot het
hoorbaar vergrendelt.
3. Stel met de schuif het lengtebereik van de gebruikte boorkroon in. Voor boorkroonlengtes tot 150 mm
de schuif in de stand 150 plaatsen, voor boorkroonlengtes tot 300 mm en 600 mm in de stand 300.
5.3.2
Apparaat en boorkolom met vacuüm bevestigen
WAARSCHUWING
Gevaar voor letsel Gevaar door vallend diamantkernboorapparaat.
▶ Bij horizontaal boren moet de boorkolom bovendien met een ketting worden geborgd.
5.3.2.1 Vacuümvoetplaat positioneren
1. Markeer het midden van het boorgat met een kruis, waarvan de lijnen langer zijn dan de diameter van de
wateropvangring.
De wateropvangring heeft vier uitstekende markeringen die op het kruis uitgericht kunnen worden.
2. Stel de 4 nivelleerschroeven van de vacuümvoetplaat zodanig in, dat deze circa 5 mm uit de onderzijde
van de vacuümvoetplaat steken.
3. Positioneer de vacuümvoetplaat op een afstand van 21 cm van het midden van het boorgat.
4. Verbind de vacuümaansluiting van de vacuümvoetplaat met de vacuümpomp.
5. Schakel de vacuümpomp in.
6. Houd de vacuümventilatieklep ingedrukt, terwijl u de positie van de vacuümvoetplaat corrigeert.
5.3.2.2 Bevestigen van de boorkolom op de vacuümvoetplaat
1. Schakel de vacuümpomp in.
2. Bevestig de boorkolom met de spanhendel op de vacuümvoetplaat.
3. Richt de boorkolom met de beide nivelleerschroeven vlak uit.
5.3.3
Bevestig het apparaat aan de boorkolom
Bij vacuümbevestiging vóór het bevestigen van het apparaat op de boorkolom controleren dat de
boorkolom stevig bevestigd is.
1. Haal de netstekker uit het stopcontact.
2. Vergrendel de slede van de boorkolom op de maximale afstand tot de ondergrond.
De slede moet in de bovenste positie vergrendeld zijn. Zo kan het apparaat met de watervangstang
worden gemonteerd, zonder dat de wateropvangring de ondergrond raakt.
3. Open de klembekken met de klemschroef.
4. Breng het boorapparaat in de slede aan.
5. Sluit de klembekken met de klemschroef.
6. Zorg ervoor dat het boorapparaat goed in de kolom bevestigd is.
5.3.4
Apparaat en boorkolom met anker bevestigen
Voor de boorkolombevestiging met een anker is de toebehorenset DD M12 S nodig, die onder andere
ook de spanspindel DD-LR-CLS en de moer DD-LR-CLN bevat.
58
Nederlands
Printed: 04.07.2019 | Doc-Nr: PUB / 5283477 / 000 / 06
9
12
13
2048397
*2048397*