3. Stel de bloedflow zo in dat het juiste bloedniveau in het reservoir wordt verzekerd, dit om gasembolen bij de patiënt
te voorkomen. (Bij gebruik van een CAPIOX FX25 met Hardshell Reservoir, zie fig. 11, p.70: "VEILIGHEIDSMARGE").
4. Open de purgeerlijn om te purgeren.
OPGELET
Sluit de purgeerlijn af bij het beëindigen van de extracorporele circulatie.
5. Dien geen schokken toe aan het product tijdens perfusie.
e. BEEINDIGEN VAN DE EXTRACORPORELE CIRCULATIE
Beëindig de extracorporele circulatie volgens de normale procedure en neem daarbij volgende waarschuwingen in acht:
WAARSCHUWINGEN
• Vooraleer de bloedflow te verminderen, controleer of de purgeerlijn afgeklemd en of de staalnamelijn
afgesloten is met het kraantje van de arteriële zijde.
• Stop de gastoevoer gelijktijdig met het stilleggen van de pomp.
• Wanneer de circulatie moet hervat worden, is het aangewezen te recirculeren bij een lage flow. Gedurende
de recirculatie moet een bloedgasanalyse uitgevoerd worden. Een te hoge gasflow kan een te lage PaCO
alkalosis of bloedbeschadiging veroorzaken.
f. VERVANGEN VAN DE OXYGENATOR
Zorg ervoor dat er steeds een reserve CAPIOX FX25 oxygenator voorhanden is.
1. Monteer en prime de reserve oxygenator module zoals eerder werd beschreven onder GEBRUIKSKLAAR MAKEN.
(p. 67)
2. Indien nodig, behoud de verlaagde lichaamstemperatuur van de patiënt volgens de instructies van de arts.
3. Bloedingangs en bloeduitgangslijnen van de nieuwe oxygenator dubbel afklemmen en de lijnen doorknippen tussen
de klemmen (zie Fig. 8).
4. Stop de circulatie, klem de veneuze en de arteriële bloedlijn van de oude oxygenator op twee plaatsen af, en knip de
lijnen door tussen de twee klemmen (zie Fig. 8).
5. Vervang de oude oxygenator door de nieuwe, door de veneuze en arteriële lijnen te verbinden met de connectors op
de bloedingangs- en bloeduitgangslijn van de nieuwe oxygenator (zie Fig. 9).
OPGELET
• Na vervanging, open de recirculatielijn om te ontgassen.
• Snoer alle connecties in het circuit aan en verzeker dat ze vastzitten.
6. Start de circulatie met een lage flow.
7. Verbind de gasslangen, die eerder van de oude oxygenator werden verwijderd aan de nieuwe module en start de
gastoevoer.
8. Verbind de waterslangen, die eerder van de oude oxygenator werden verwijderd met de nieuwe module en start de
watertoevoer. Controleer op lekken.
9. Verbind de purgeerlijn van de nieuwe oxygenator met de luerpoort die leidt naar de cardiotomiefilter.
10. Verbind de staalnamelijn van de nieuwe oxygenator met het kraantje aan de veneuze zijde van het oude reservoir
(zie Fig. 10).
VEILIGHEIDSMARGE
Fig. 11
Veiligheidsmarge
70
20,0
18,0
16,0
14,0
12,0
10,0
8,0
6,0
4,0
2,0
0,0
0
200
500
Volume in Reservoir (mL)
* Minimaal operationeel bloedniveau in CAPIOX FX25 Hardshell Reservoir
De bovenstaande grafiek duidt de tijd aan gedurende de welke het
bloedvolume in het reservoir daalt tot het minimale operationele volume
van 200 mL bij een verschillende flow. Wanneer het bloedvolume in het
reservoir zakt onder de 200 mL kunnen er luchtbellen naar de oxygenator
module gaan.
,
2
1000
1500
2000
Fig. 8
Bloedingang
Veneuze lijn
Bloeduitgang
Arteriële lijn
Fig. 9
Bloedingang
Nieuwe Oxygenator
Veneuze bloedlijn
Connector
Bloeduitgang
Connector
Arteriële lijn
Fig. 10
Nieuwe staalnamelijn
Staalnamelijn
Veneuze
zijde
Driewegkraantjes van
de nieuwe oxygenator
Arteriële
zijde
2 L/min
3 L/min
4 L/min
5 L/min
6 L/min
7 L/min
2500