NL
De haardkachel is ontworpen voor het verbranden van hout met een vochtgehalte tot 20%. Het ge-
bruik van steenkool, cokes, steenkoolproducten, plastic, afval, lompen en andere brandbare stoffen
is niet toegestaan.
De praktische beoordeling van het vochtgehalte van de gebruikte houtbrandstof is als volgt. Hout dat
een vochtgehalte van 18-20% moet hebben, moet 18-24 maanden gerijpt worden of een droogproces
in ovens ondergaan. Naarmate het vochtgehalte van het hout daalt, stijgt de calorische waarde ervan,
wat een financiële besparing betekent - tot 30% van het totale gewicht aan hout dat nodig is voor één
stookseizoen. Als hout met een te hoog vochtgehalte wordt gebruikt voor verbranding, kan er een
buitensporig energieverbruik nodig zijn om het vocht te verdampen en ontstaat er condensaat in de
schoorsteen of verbrandingskamer, wat de verwarming van de kamer beïnvloedt.
Een ander negatief fenomeen dat wordt waargenomen bij het gebruik van hout met een te hoge
vochtigheidsgraad
is het verschijnsel van creosoot, een afzetting die het rookkanaal vernielt en die in beperkte gevallen
kan ontbranden en een schoorsteenbrand kan veroorzaken.
Het is daarom aan te raden om hardhout te gebruiken zoals eik, beuk, haagbeuk en berk. Naaldbomen
worden gekenmerkt door lagere energiewaarden en verbranding ervan veroorzaakt intense glasver-
branding.
ONDERHOUD VAN VRIJSTAANDE RUIMTEVERWARMERS
Het onderhoud van het kooktoestel en de rookkanalen bestaat uit de volgende richtlijnen. Het perio-
dieke of geplande onderhoud van het kooktoestel omvat: asverwijdering, reiniging van de voorruit,
reiniging van de verbrandingskamer, reiniging van het rookkanaal.
NDERHOUD ROOKKANALEN
De basis voor een correcte en veilige werking van het kooktoestel is een goed gereinigde en onder-
houden schoorsteen. De gebruiker is verplicht de schoorsteen te reinigen volgens de geldende vo-
orschriften. De frequentie van reiniging en onderhoud hangt af van de isolatie en van het soort hout
dat wordt gebruikt. Het gebruik van ongezouten hout met een vochtgehalte van meer dan 20% of
naaldhout brengt het risico van een roetbrand in de schoorsteen met zich mee door de afzetting van
een dikke laag brandbaar creosoot, dat regelmatig moet worden verwijderd. Een niet-verwijderde laag
creosoot in de schoorsteenvoering vernietigt de afdichting en draagt ook bij tot corrosie.
Het fornuis en de bijbehorende onderdelen moeten daarom periodiek worden geïnspecteerd en on-
derhouden.
DE OVEN REINIGEN
Reinig de stalen onderdelen van de pan alleen droog. Het kooktoestel mag niet worden blootgesteld
aan vocht.
De vuurkorf moet voor en na elk stookseizoen grondig gereinigd en geïnspecteerd worden - as lang in
de aslade laten liggen veroorzaakt chemische corrosie van de aslade.
Tijdens het gebruik moet de vuurkorf van de haardkachel periodiek worden gereinigd (de frequentie
van deze activiteit hangt af van de soort en het vochtgehalte van het gebruikte hout). Gebruik een
pook, schraper, borstel, haardzuiger of asseparator om de verbrandingsonderdelen schoon te maken.
HET GLAS SCHOONMAKEN
Het glas wordt heet en moet daarom worden gereinigd als de vuurkist is afgekoeld. Gebruik hiervoor
alleen goedgekeurde reinigingsmiddelen.
Gebruik alleen goedgekeurde schoonmaakmiddelen voor dit doel (gebruik ze niet op de haardkachel).
Gebruik geen schurende schoonmaakmiddelen; deze kunnen krassen op het glas veroorzaken.
Breng glasreinigingsvloeistof niet rechtstreeks op het glas aan, maar alleen op papier of een doek.
Druppelende vloeistof kan corrosie van de stalen onderdelen van het fornuis en verlies van de dem-
pende eigenschappen van de pakkingen veroorzaken.
444