6) AFNAMESYSTEEM
D101 KIDS wordt geleverd met een vooraangesloten afnamesysteem. Het
afnamesysteem moet bevestigd worden op zijn houder (D 712). De afnamelijnen
zorgen ervoor dat het afnameverloopstuk gepositioneerd kan worden binnen
een bereik van ongeveer 1 meter.
De luerconnector voor arteriële afname is niet van een eenrichtingsklep
voorzien. Controleer of er een eenrichtingsklep op de afnamelijn aanwezig is
om te voorkomen dat per ongeluk lucht in de arteriële lijn binnendringt.
7) DE TEMPERATUURVOELERS AANSLUITEN
-
De houder van de arteriële temperatuurvoeler kan verwijderd worden door
hem los te draaien.
-
Controleer of de houder van de arteriële temperatuurvoeler correct is
vastgedraaid.
Gebruik SORIN GROUP temperatuurvoelers of gelijkwaardig.
De aansluiting voor de arteriële temperatuurvoeler (ref. 5) bevindt zich naast de
arteriële uitlaat.
Versie [A], OPEN SYSTEEM:
De voeler van de veneuze afnameplaats (ref. 14) bevindt zich op de veneuze
inlaataansluiting van het reservoir.
8) DE KRAAN VAN DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN SLUITEN
Sluit de klem op de recirculatie-aftaplijn (ref. 7) tussen de oxygenatiemodule en
het veneus reservoir, vooraleer te vullen.
9) AANSLUITING VAN DE GASLIJN
Haal het groene kapje van de gasinlaataansluiting die met "GAS INLET"
aangeduid is (ref. 3) en sluit de 1/4"-gaslijn aan. Het gas moet toegevoerd
worden door een speciale lucht-/zuurstofmenger zoals de Sechrist(verkrijgbaar
bij SORIN GROUP) of een systeem dat soortgelijke technische eigenschappen
heeft. Een capnograaf kan aangesloten worden op de "GASUITLAAT"-
aansluiting (ref. 4).
10) VERDOVING DOOR INADEMING
De oxygenator is geschikt voor gebruik met vluchtig verdovend isofluoraan en
sevofluoraan, met behulp van een geschikte verdamper van narcosegas.
Als deze vluchtige verdovingsmiddelen worden gebruikt, is het wenselijk dat er
een spoeltechniek van het gas uit de oxygenator wordt toegepast.
Het protocol, de concentratie en de bewaking van de verdovingsmiddelen die
aan
de
patiënt
worden
verantwoordelijkheid van de arts die voor de behandeling verantwoordelijk is.
De enige vluchtige verdovingsmiddelen die voor dit gebruik geschikt zijn, zijn
isofluoraan en sevofluoraan.
De
methodes
die
worden
verdovingsmiddelen mogen op geen enkele manier het drukniveau binnen de
oxygenatorvezels verhogen of verlagen.
-
Het "GAS ESCAPE"-systeem is vervaardigd met het doel om elk mogelijk
verstoppingsrisico van de gasuitlaat te vermijden; indien de gasuitlaat
namelijk verstopt zou raken zou er onmiddellijk lucht in het
bloedcompartiment terechtkomen.
-
Om geen enkele reden mag de externe toegangsopening van de
ontluchtingsklep afgedicht worden (ref. 4).
-
SORIN
GROUP
ITALIA
luchtbelopvangsysteem of een filter op de arteriële lijn om het risico een
embolie bij de patiënt te veroorzaken te vermijden.
F. VUL- EN RECIRCULATIEPROCEDURE
Gebruik geen vuloplossingen op alcoholbasis: hierdoor kan de goede werking
van de oxygenatiemodule aangetast worden.
1) DE GASFLOW UITGESCHAKELD HOUDEN
2) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN VAN DE OXYGENATOR
GESLOTEN HOUDEN
Controleer of de klem op de recirculatie-/aftaplijn van de oxygenator gesloten is.
3) ISOLEER
HET
OXYGENATIEMODULE
Klem de veneuze retourlijn, de veneuze reservoiruitlaatlijn en de arteriële
uitlaatlijn van de oxygenator af.
4) CONTROLE VAN DE WARMTEWISSELAAR
Controleer nogmaals of de warmtewisselaar intact is en ga in het bijzonder de
aanwezigheid van waterlekken na
42
toegediend,
vallen
onder
toegepast
voor
het
spoelen
adviseert
het
gebruik
VENEUS
RESERVOIR
5) HET VENEUZE RESERVOIR VULLEN
Borg alle aanzuiglijnen die op het cardiotomiereservoir zijn aangesloten met
veiligheidsbandjes. Vul het cardiotomiereservoir met voldoende vloeistof om
er zeker van te zijn dat de bedoelde hematocriet wordt verkregen, waarbij
u rekening moet houden met het volgende:
- het statische vulvolume van de oxygenator bedraagt 87 ml;
- de slang van 1/4" heeft een volumecapaciteit van 32 ml/m;
- de slang van 3/8" heeft een volumecapaciteit van 72 ml/m.
6) VULPROCEDURE OXYGENATOR EN CIRCUIT
De druk in het bloedcompartiment van de oxygenatiemodule mag de 100 kPa (1
bar / 14 psi) niet overschrijden.
Haal de klem van de uitlaat van het veneus reservoir.
Schakel de arteriële pomp in om de oxygenatiemodule te vullen. De maximale
flow mag de 200 ml/min niet overschrijden.
7) DE RECIRCULATIE-/AFTAPLIJN OPENEN
Open, zodra de oxygenatormodule half gevuld is, de klem op de recirculatie-
/aftaplijn en vul de oxygenatiemodule verder. In deze conditie recirculeert het
bloed van de module naar het veneus reservoir.
8) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN OPENEN
Haal de klemmen van de veneuze en de arteriële lijn af en verhoog de flow tot
2500 ml/min.
9) LUCHT
ONTSNAPPEN
Tijdens deze fase moet op de oxygenator en het complete circuit geklopt
worden om ervoor te zorgen dat de microluchtbellen uit het volledige
extracorporale systeem verwijderd worden.
De maximale boedflow moet minstens 5 minuten in stand gehouden worden om
te garanderen dat alle lucht verwijderd zal worden.
10) HET MONSTERNEMINGSSYSTEEM VULLEN
De A/V-monsternemingkraan wordt automatisch gevuld wanneer de arteriële,
veneuze en centrale kraanknoppen gericht zijn naar de toegangsconnectoren
van het verloopstuk, zodat de vulvloeistof van de arteriële uitgang naar het
veneus reservoir kan stromen.
11) DE ARTERIËLE FLOW VERMINDEREN
de
exclusieve
Nadat het systeem volledig ontlucht is, is het mogelijk de arteriële flow terug
te brengen tot 200 ml/min om te recirculeren door de geopende aftap-
/recirculatielijn.
12) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJN AFSLUITEN
Sluit de veneuze en de arteriële lijnen af.
van
de
-
Tijdens de vul- en ontluchtingsfasen moet het arteriële/veneuze systeem
minstens 30 cm hoger gehouden worden dan de arteriële uitgang van de
oxygenator.
-
Gebruik tijdens de vul- en ontluchtingsfasen geen pulserende flow.
-
SORIN GROUP adviseert gebruik te maken van de snelheidsregelaar van
de pomp om de arteriële flow langzaam te verminderen of te stoppen.
-
Gebruik de aan-/uitschakelaar van de pomp niet totdat de snelheid van de
pomp nul bedraagt.
-
Schakel de verwarmer-koeler niet uit terwijl de bloedinlaat- en uitlaatlijnen
van de oxygenatormodule afgeklemd zijn.
-
Controleer of de dosering van de anticoagulans in het systeem juist is,
van
een
alvorens met de bypass te beginnen.
-
De gebruiker moet vóór de bypass inspecteren of de oxygenator en het
circuit ontlucht zijn.
G. MET DE BYPASS BEGINNEN
1) DE VENEUZE EN DE ARTERIËLE LIJNEN OPENEN
Haal eerst de klem van de arteriële lijn en daarna van de veneuze lijn. Start de
bypass met een bloedflow die geschikt is voor de omvang van de patiënt.
Houd het bloedpeil in het veneus reservoir constant in de gaten.
2) CONTROLE
WARMTEWISSELAAR
Controleer de temperatuur van het veneuze en het arteriële bloed.
3) KEUZE VAN DE GESCHIKTE GASFLOW
De gas-/bloedverhouding die bij een normale lichaamstemperatuur wordt
VAN
DE
geadviseerd is 1:1, met een FiO
-
Schakel altijd eerst de bloedflow en daarna de gasflow in. Indien de pomp
stilvalt, eerst de gas uitschakelen en dan pas de bloedflow.
-
Tijdens de bypass mag de gas-/bloedverhouding nooit groter zijn dan 2:1.
Een verschijnsel dat "natte long" genoemd wordt kan zich voordoen
NL – NEDERLANDS
UIT
OXYGENATOR
EN
VAN
DE
WERKING
van 80 tot 100%.
2
CIRCUIT
LATEN
VAN
DE