11
35
Afb. 4:
Aansluiten van de laspistool
12.3
Aansluiten van de werkstukkabel
 Sluit werkstukkabel 2 op massa-aansluiting 1 aan, door
rechtsom te draaien borgen en massaklem 26 goed gelei-
dend aan de lastafel c.q. het werkstuk bevestigen.
1
2
Afb. 5:
Aansluiten van de werkstukkabel
12.4
Bevestigen van de massaklem
Afb. 6:
Juist
 Bevestig massaklem 26 in de onmiddellijke nabijheid van
de lasplaats, zodat de lasstroom niet via machineonderde-
len, kogellagers of elektrische schakelingen kan terugstro-
men.
 Sluit de massaklem stevig op de lastafel of het werkstuk
aan.
- 114 -
36
7
8
Voorafgaand aan het in bedrijf nemen
Afb. 7:
Onjuist
Leg de massaklem niet op het lasapparaat of op de gasfles
omdat de lasstroom anders via de aardkabels gaat lopen
en deze onherstelbaar zal beschadigen.
12.5
Lasdraadspoel inleggen
Gevaar voor persoonlijk letsel en brand
door de hete lasdraad of onderdelen!
De uit de lasdraadspoel stekende draad kan
kortsluitingen veroorzaken met de zijwand of
de onderzijde van het lasapparaat.
Let er bij het inleggen van de lasdraadspoel op
dat deze goed is opgewikkeld en dat er geen
loze draad uitsteekt.
Stel de lasdraadrem zo in dat tijdens het losla-
ten van de pistooltoets de lasdraadspoel niet
naloopt.
 Open het deksel van het apparaat resp. van de toevoer-
koffer. Los borgmoer 43 op afwikkeldoorn 41 voor de las-
draad.
 Steek de lasdraadspoel op de draadafwikkeldoorn en let
erop dat meeneemdoorn 40 vastklikt.
 Gebruik voor kleine lasdraadspoelen een verloopstuk (be-
stelnummer 620.9650.0).
 Stel draadrem 42 zo in dat tijdens het loslaten van de pis-
tooltoets de lasdraadspoel net niet meer naloopt.
43
Afb. 8:
Draadafwikkeldoorn
909.2599.9-06
40
41
42
01.21