13.9
Bijzondere viertakt
 Druk tegelijk 5 s lang op de toetsen S13 'Omhoog' en S6
'Draaddiameter'" tot het multifunctionele scherm "Custo-
mize settings" verschijnt.
Functie viertakt 2
 Zet „4-stroke 2" op On.
 Door het kortstondig indrukken van de pistooltoets kunt
u nu tussen lasstroom en secundaire lasstroom omschake-
len (alleen in de viertaktmodus beschikbaar).
Functie viertakt TT
 Zet '4-stroke TT' op On.
 Door het kortstondig indrukken van de pistooltoets kunt u
tussen de huidige en volgende job wisselen.
‰ Als viertakt 2 en viertakt TT zijn 'Aan'-geschakeld, dan kunt
u door kortstondig indrukken van de pistooltoets tussen
alle actieve werkopdrachten van het huidige stel werkop-
drachten doorschakelen
13.10
Tiptronic
Met deTiptronic-functie beschikt u als gebruiker over 100
onafhankelijke werkopdrachten beschikken (10 stellen met
werkopdrachten met - per stel - elk 10 werkopdrachten). In
een job zijn alle op het bedienpaneel uitgevoerde instellingen
en correcties opgeslagen.
De Tiptronic-functie kan voordelig zijn, indien bijv. vaak terug-
kerende lastaken aan bepaalde jobnummers worden toege-
wezen of verschillende lassers hun individuele instellingen in
„hun" job opslaan.
Werkopdracht programmeren:
 Optimale lasinstelling bepalen.
 Druk toets S4 "TT Save" in (meldlamp Save knippert).
 Selecteer via toetsen S3 (-) en S9 (+) of via de tuimelscha-
kelaar op de laspistool het beoogde werkopdrachtnum-
mer. Kwiteer via toets S8 "TT Enter" (als u de Enter-toets
niet indrukt, dan dooft 10 s na de laatste druk op een toets
de meldlamp Save en zal de opslagprocedure worden af-
gebroken).
9 Meldlampen Save en Enter bevestigen door kortstondig te
knipperen dat de programmering is afgesloten.
Werkopdracht selecteren:
 Schakel de Tiptronic-functie in via toets S10 'Tiptronic'
(meldlamp S11 licht op).
 Selecteer het werkopdrachtnummer via de tuimelschake-
laar op de laspistool (als alternatief kunt u het opdracht-
nummer ook selecteren via de toetsen S3 (-) en S9 (+).
‰ Witl u Tiptronic-modus verlaten? Druk dan toets S10 'Tip-
tronic'" in (meldlamp Tiptronic dooft). De parameters wor-
den teruggesteld, d.w.z. naar de waarden die vóór het in-
schakelen van de Tiptronic-modus waren ingesteld.
Werkopdracht deactiveren:
 Schakel de Tiptronic-functie in via toets S10 'Tiptronic'
(meldlamp S11 licht op).
- 122 -
 Selecteer het nummer van de werkopdracht via de tuimel-
schakelaar 71 op de laspistool of via de toetsen S3 (-) en S9
(+) (een actieve werkopdracht wordt in het pistooldisplay
70 en op de 7-segmentindicator S21 aangegeven met een
decimaalpunt tussen werkopdrachtregel en -nummer.
 Houd toets S7 "TT Enter" 2 s lang ingedrukt (de decimaal-
punt op het pistolencherm 70 en op de 7-segmentindica-
tor S21 dooft).
Werkopdracht activeren:
 Schakel de Tiptronic-functie in via toets S10 'Tiptronic'
(meldlamp S11 licht op).
 Selecteer het nummer van de werkopdracht via de toetsen
S3 (-) en S9 (+) (bij een inactieve werkopdracht ontbreekt
de decimaal punt tussen werkopdrachtregel en -nummer).
 Houd toets S7 "TT Enter" 2 s lang ingedrukt (de decimaal-
punt tussen werkopdrachtregel en -nummer is zichtbaar).
Werkopdracht opnieuw programmeren:
 Schakel de Tiptronic-functie in via toets S10 'Tiptronic' en
selecteer een werkopdracht (zie "Selecteren van een werk-
opdracht").
 Gewenste instellingen wijzigen
 Druk toets S4 "TT Save" in (meldlamp Save knippert).
 Kwiteer door toets S7 'Enter' in te drukken.
9 Meldlampen Save en Enter bevestigen door kortstondig te
knipperen dat de programmering is afgesloten.
Werkopdracht dupliceren:
 Schakel de Tiptronic-functie in via toets S7 'Tiptronic' en
selecteer de te dupliceren werkopdracht (zie "Selecteren
van een werkopdracht").
 Druk toets S4 "TT Save" in (meldlamp Save knippert).
 Selecteer via toetsen S3 (-) en S9 (+) het gewenste num-
mer van de werkopdracht. Kwiteer uw selectie door toets
S7 'Enter' in te drukken (als u de Enter-toets niet indrukt,
dan dooft 10 s na het indrukken van de laatste toets de
meldlamp Save en zal de opslagprocedure worden afge-
broken. Is het gewenste werkopdrachtnummer nog niet
aan een werkopdracht toegewezen? Dan wordt dit op het
scherm knipperend geïndiceerd.
9 Meldlampen Save en Enter bevestigen - door kortstondig
te knipperen - dat de programmering is afgesloten.
9 De door de gebruiker gedefinieerde tekst voor een werk-
opdracht worden eveneens naar het nieuwe, gewenste
werkopdrachtnummer gedupliceerd.
Meegeven van tekst aan een werkopdracht
Aan elke werkopdracht kan een individuele tekst worden toe-
gewezen om deze speciaal te kenmerken resp. duidelijker te
kunnen toewijzen.
 Schakel de Tiptronic-functie in door toets S10 'Tiptronic' in
te drukken (meldlamp S11 licht op).
 Selecteer het nummer van de werkopdracht via toetsen S3
(-) en S9 (+) selecteren
 Druk tegelijk de toetsen S12 'Omlaag' en S13 'Omhoog' in
om naar de modus Bewerken op te roepen.
909.2599.9-06
In bedrijf nemen
01.21