Indien geïndiceerd voor een patiënt met ondersteuning door de Impella RP
-
®
katheter moet cardiopulmonaire resuscitatie (CPR) onmiddellijk volgens de
ziekenhuisprotocollen worden gestart. Als CPR wordt gestart, moet u de
flowsnelheid van de Impella RP
®
-katheter verlagen. Als de hartfunctie is hersteld,
stelt u de flowsnelheid in op het vorige niveau en beoordeelt u de positiesignalen
op de controller.
Raak de Impella RP
-katheter, -kabels en geautomatiseerde Impella
-controller
®
®
NIET aan tijdens defibrillatie.
Breng de Impella RP
-katheter niet te diep in, omdat anders de punt van de
®
katheter tegen de wand van het bloedvat, het atrium of het ventrikel kan duwen.
Wees voorzichtig en gebruik fluoroscopie wanneer u de katheter aandraait.
Duw de Impella RP
-katheter NIET dieper en trek deze NIET terug wanneer u
®
weerstand voelt zonder de oorzaak van de weerstand te bepalen met fluoroscopie.
Wanneer u dit doet, kan de katheterpunt of de punt van de voerdraad loskomen en
zo de katheter of het bloedvat beschadigen of perforeren.
222
Gebruikershandleiding