Mitsubishi Electric s-MEXT-G00 Manual De Instalación, Uso Y Mantenimiento página 67

Ocultar thumbs Ver también para s-MEXT-G00:
Idiomas disponibles
  • ES

Idiomas disponibles

  • ESPAÑOL, página 72
s-MEXT-G00
2.6.3
LUCHTUITTREDE APPARATEN UNDER
De opstelling van het luchtuittredesysteem in de ondervloer moet bepaald worden tijdens de
ontwerpfase van de installatie.
De waarden van de nuttige, nominale en maximale statische druk van het
apparaat zijn aangegeven in het betreffende technische bulletin.
De drukverliezen in de ondervloer moeten beperkt blijven omdat hoge waarden een stijging
van het stroomverbruik van de ventilatoren met zich meebrengen.
2.7
MODULERENDE STOOMBEVOCHTIGER (ACCESSOIRE)
Modulerende stoombevochtiger met dompelelektroden voorzien
van elektronische besturing met modulerende stoomafgifte,
inclusief veiligheids- en werkingsaccessoires
Een metalen afdichting boven de boiler verzekert van hoge
veiligheidsniveaus tijdens de werking.
Norm voor de veiligheid van de ontvlambaarheid UL94: V0
Het accessoire bestaat uit de gecombineerde temperatuur-
/vochtigheidssensor op de luchtretour en de besturingskaart.
De leidingen voor de toe- en afvoer van het water van de
bevochtiger worden niet meegeleverd.
Er wordt geadviseerd om een filter en een afsluitkraan op de
watertoevoerleiding te installeren.
Deze bevochtiger produceert drukloze stoom door middel van
ondergedompelde elektrodes in het water dat zich in de cilinder
bevindt; de elektrodes sturen een elektrische stroom door het
water, wat een elektrische weerstand heeft, waardoor dit wordt
verhit. De op die manier geproduceerde stoom wordt gebruikt
om ruimten en industriële processen te bevochtigen door
gebruik te maken van speciale stoomverdelers.
De waterinlaataansluiting van de bevochtiger is 3/4" G M – ISO 228/1 en de
wateruitlaataansluiting is een gladde pijp van 32 mm M.
2.7.1
KENMERKEN VAN HET VOEDINGSWATER
De kwaliteit van het gebruikte water heeft effect op het verdampingsproces. De bevochtiger
mag voorzien worden van onbehandeld water zolang het maar drinkbaar is en niet
gedemineraliseerd.
Waterstof-ionenactiviteit
Specifieke geleidbaarheid op 20°C
Totaal opgeloste vaste stoffen
Droge stof op 180°C
Totale hardheid
Tijdelijke hardheid
IJzer + mangaan
Chloriden
Silica
Chloorresidu
Calciumsulfaat
Metalen onzuiverheden
Oplosmiddelen, verdunningsmiddelen ,
zeep, smeermiddelen
(1) Waarden afhankelijk van de specifieke geleidbaarheid; in het algemeen: TDS ≅ 0,93 * σ
≅ 0,65 * σ
R
(2) Niet minder dan 200% van het chloridegehalte in mg/l Cl
(3) Niet minder dan 300% van het chloridegehalte in mg/l Cl
VERPLICHTING
Alleen gebruiken met drinkwater.
Er bestaat geen enkele betrouwbare relatie tussen hardheid en
geleidbaarheid van het water.
Het water mag niet met waterontharders behandeld worden!
Hierdoor kan corrosie aan de elektroden ontstaan en
schuimvorming optreden, met potentiële problemen door
falende werking.
Voeg geen ontsmettingsmiddelen of anti-corrosie mengsels
aan het water toe omdat deze stoffen potentieel irriterend zijn.
Het is streng verboden om industrieel putwater te gebruiken,
of water dat uit koelcircuits is afgetapt n en in het algemeen
water dat potentieel verontreinigd is (chemisch of
bacteriologisch) .
2.8
AANZUIGPLENUM MET KLEP VOOR FREECOOLING
(ACCESSOIRE)
Dit optionele accessoire maakt het mogelijk om freecooling te verkrijgen via een directe
omgevingsluchtinlaat in de ruimte.
De kleppen worden proportioneel bestuurd door microprocessorsturing die
de hoeveelheid in de ruimte in te brengen omgevingslucht regelt op basis van het setpoint.
Deze optie is niet geschikt om geïnstalleerd te worden op plaatsen die onderhevig zijn aan
aardbevingen.
Leidingen voor het aanzuigen van omgevingslucht moeten verstrekt worden door de
installateur.
Er wordt geadviseerd om een regenafdekking met rooster op de omgevingsluchtinlaat toe
te passen, verstrekt door de installateur.
UM_s-MEXT_G00_01_Z_07_21_ML
Min.
Max.
Ph
7
σ
Μs/cm
300
1250
R, 20 °C
TDS
mg/l
(1)
R
mg/l
(1)
180
TH
mg/l CaCO
100 (2)
3
mg/l CaCO
60 (3)
3
mg/l Fe + Mn
0
ppm Cl
0
mg/l SiO
0
2
mg/l Cl
-
0
mg/l CaSO
0
4
mg/l
0
mg/l
0
R, 20 °C;
-
-
VERPLICHTING
In geval van installatie in gesloten ruimten wordt geadviseerd om
een overdrukklep te gebruiken, zodat luchtuitlaat tijdens de werking
in freecooling mogelijk is.
2.9
ROOK/VUUURSENSOR (ACCESSOIRE)
Dit accessoire is verkrijgbaar als optional of kan ter plaatse door de installateur gekocht
worden. Plaats de sensor in de buurt van de unit, maar buiten de kast en op een verhoogde
plaats om een optimale meting te verkrijgen.
Voor de bedrading wordt geadviseerd om een afgeschermde kabel met een minimum
doorsnede van 0,25 mm
Gebruik om de sensor aan te sluiten de aansluitklemmen 1 en 155 (verwijder de brug
daartussen) als NC contact.
Om meerdere sensoren (brandsensor en rooksensor) aan te sluiten moet u een
serieaansluiting gebruiken.
Om de sensor te voeden is op pin 20 (+) en 30 (-) 24 Vdc 150mA max. aanwezig voor alle
aangesloten systemen. De maximale detectieoppervlakte voor de sensor is 40 m
Als de vuur/rooksensoren inschakelen wordt de voeding naar de ventilator automatisch
onderbroken en wordt er een alarm naar de microschakelaar gestuurd waardoor de
8,5
condensatie-unit wordt gestopt.
Elke genoemde aansluiting is ook aangegeven op het elektrische schema.
(1)
2.10
KLEP MET VEERTERUGLOOP (ACCESSOIRE)
(1)
Om R32 concentraties boven de grens te voorkomen heeft de klep met veerterugloop altijd
400
een minimale openingsruimte.
300
2.11
GASLEKDETECTOR (NIET MEEGELEVERD)
0,2
30
De binnenunits beschikken over een digitale ingang (NC met spanningsvrij contact) voor de
20
eventuele aansluiting van een Leak Detector (lekdetector) om het betreffende alarm in te
stellen en alle volgende handelingen te verstrekken die noodzakelijk zijn om de veiligheid te
0,2
garanderen in geval van detectie van lekken:
100
De snelheid van de ventilator instellen op het maximum
0
De condensatie-unit uitschakelen
0
De freecooling klep (indien aanwezig) openen
Gebruik om de sensor aan te sluiten de aansluitklemmen 1 en 58 (verwijder de brug
R
daartussen). Om de sensor te voeden is op pin 20 (+) en 30 (-) 24 Vdc 150mA max.
180
aanwezig voor alle aangesloten systemen. Elke genoemde aansluiting is ook aangegeven
op het elektrische schema.
3
PROCEDURES VÓÓR DE INBEDRIJFSTELLING
3.1
PROCEDURES VÓÓR DE INBEDRIJFSTELLING VAN HET
APPARAAT
Alvorens contact op te nemen met de gespecialiseerde technicus die zorgdraagt voor de
eerste inbedrijfstelling voor het proefdraaien, moet de installateur nauwkeurig beoordelen of
de installatie aan de eisen en de tijdens de ontwerpfase vastgelegde specificaties voldoet
waarbij het volgende gecontroleerd moet worden:
of de elektrische aansluiting juist is en zodanig aangelegd is dat overeenstemming
met de geldende Elektromagnetische Compatibiliteitsrichtlijn gewaarborgd wordt;
of de koelverbinding met de condensatie-unit goed afgewerkt is;
of er geen lekken in het koelcircuit zijn;
of alle afsluitkleppen geopend zijn.
Ga als de installatie met koudemiddel R32 gevuld is na of de ruimte goed geventileerd
wordt door de ventilatie-openingen/deuren te openen of een externe ventilator te
gebruiken.
1.
Controleer of de hoofdschakelaar van de installatie op de ON stand staat.
2.
Zet de elektrische deruvergrendelingsschakelaar (aangebracht op het hoofdpaneel)
op de OFF stand, doe het paneel open en maak het inwendige deurtje van de
schakelkast open.
67
VERTALING VAN DE OORSPRONKELIJKE HANDLEIDING
Nederlands
Regenafdekking
(niet
meegeleverd)
2
te gebruiken.
DEURVERGRENDELINGSSCHAKELAAR
Leiding
(niet
meegeleverd)
2
.
loading