en handtekening in het kader nr . 1 van de verklaring van overeenstemming zet
(zie bijlage I) .
De aanvullende of optionele inrichtingen moeten worden onderworpen aan een
specifieke eindtest, zowel voor wat betreft de functionering ervan als voor wat
betreft de juiste interactie met de barrière .
5.1 - Eindtest
De handelingen die moeten worden uitgevoerd voor de eindtest hebben be-
trekking op een typische installatie (afb. 1) met een gebruikstype "niet-opge-
leide gebruikers" en met een type activering van de automatisering via "auto-
matische bediening" die als minimumniveau van beveiliging van de primaire lijst
inrichtingen van het type C (beperking van de krachten - zie norm EN 12445)
in combinatie met inrichtingen van type D (inrichtingen voor aanwezigheidsde-
tectie bijv . fotocel) voorziet . In aanmerking genomen dat dit type gebruikstype
tot de meest zware toepassingen behoort, kan dezelfde eindtestprocedure ook
goed worden toegepast voor minder zware gebruikscondities .
1 Controleer of de aanwijzingen met betrekking tot de veiligheid uit hoofdstuk
1 strikt in acht zijn genomen .
2 Controleer of de slagboom correct uitgebalanceerd is, zie paragraaf 3 .8 .
3 Controleer of de handmatige ontgrendeling goed werkt, zie paragraaf 3 .6 .
4 Gebruik de zender of de sleutelschakelaar om tests van de opening, slui-
ting en stop van de slagboom te doen en controleer of de beweging van de
vleugel zoals voorzien is . Het is goed om meerdere tests uit te voeren om de
beweging van de slagboom te beoordelen en te controleren op eventuele
montage- of instelfouten of de aanwezigheid van wrijvingspunten .
5 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie één voor één om te
zien of ze correct werken (fotocellen, contactlijsten, enzovoort) . Wanneer
een inrichting in werking treedt, zal de led "BlueBus" op de besturingseen-
heid 2 maal sneller knipperen om te bevestiging dat de inrichting herkend
werd .
6 Controleer als volgt of de fotocellen goed werken: afhankelijk van of er één
of twee koppels fotocellen gemonteerd zijn, heeft u één of twee parallelle-
pipedums van star materiaal nodig (bijvoorbeeld houten panelen) met af-
metingen van 70 x 30 x 20 cm . Elk parallellepipedum moet drie zijden heb-
ben, één voor iedere dimensie, van reflecterend materiaal (bijv . spiegel of
witte hoogglanslak) en drie zijden van mat materiaal (bijv . geverfd met matte
zwarte lak) . Voor de test van de fotocellen op 50 cm van de grond, moet het
parallellepipedum op de grond worden geplaatst of op een hoogte 50 cm
om fotocellen te testen die zich op 1 m van de grond bevinden .
Bij het testen van één koppel fotocellen moet het testvoorwerp exact onder
het midden van de slagboom worden geplaatst, met de zijden van 20 cm
naar de fotocellen toe gericht, en over de hele lengte van de slagboom ver-
plaatst worden (afb. A) .
Bij het testen van twee koppels fotocellen moet de test eerst apart voor ie-
der koppel fotocellen worden uitgevoerd met behulp van 1 testvoorwerp en
vervolgens herhaald worden met 2 testvoorwerpen .
Ieder testvoorwerp moet opzij van het midden van de slagboom worden ge-
plaatst, op een afstand van 15 cm, en vervolgens over de hele lengte van de
slagboom verplaatst worden (afb. B) .
Gedurende deze tests moet het testvoorwerp op iedere willekeurige po-
sitie langs de hele lengte van de slagboom gedetecteerd worden door de
fotocellen .
7 Controleer of er geen interferentie is tussen de fotocellen en andere inrich-
tingen door met een cilinder (diameter 5 cm, lengte 30 cm) de optische as
te onderbreken die het koppel fotocellen met elkaar verbindt (afb. C): laat
de cilinder eerst vlak voor de fotocel TX langs gaan, vervolgens voor RX en
tot slot in het midden, tussen de twee fotocellen in . Verzeker u er vervolgens
van dat de inrichting in alle gevallen in werking treedt, en van de actieve sta-
tus naar de alarmstatus gaat en omgekeerd; controleer tot slot of dit in de
besturingseenheid de voorziene actie veroorzaakt (bijvoorbeeld omkering
van de beweging in de Sluitmanoeuvre) .
8 Controle van de beveiliging tegen het gevaar van het mee omhoog
trekken van voorwerpen: bij automatiseringen met verticale beweging
dient men altijd te controleren of dit gevaar niet aanwezig is . Deze test kan
als volgt worden uitgevoerd: hang halverwege de lengte van de slagboom
een gewicht van 20 kg (bijvoorbeeld een zak grint), geef instructie voor een
openingsmanoeuvre en controleer of de slagboom gedurende deze ma-
noeuvre niet hoger dan 50 cm vanaf de sluitstand gaat . Indien de slagboom
deze hoogte overschrijdt, dient de motorkracht te worden gereduceerd (zie
hoofdstuk 6 - Tabel 7):
9 Indien men de gevarensituaties, veroorzaakt door de beweging van de slag-
boom, heeft beveiligd door middel van beperking van de stootkracht, dient
de kracht te worden gemeten in overeenstemming met de norm EN 12445
en dient men eventueel, als de controle van de "motorkracht" gebruikt
wordt als hulp voor het systeem voor de reductie van de stootkracht, uit te
proberen welke afstelling de beste resultaten geeft .
10 Controle van de doeltreffende werking van het ontgrendelingssys-
teem: zet de slagboom in de sluitstand en voer een handmatige ontgrende-
ling van de reductiemotor uit (zie paragraaf 3 .6) en controleer of dit zonder
problemen gebeurt . Controleer of de handmatige kracht die nodig is om de
slagboom in openingsstand te zetten niet groter is dan 200 N (circa 20 kg);
de kracht wordt loodrecht op de slagboom en op 1 m van de draaias ge-
meten . Controleer tot slot of de sleutel die nodig is voor de handmatige ont-
grendeling beschikbaar is in de nabijheid van de automatisering .
11 Controle van het systeem voor afkoppeling van de voeding: activeer
de inrichting voor afkoppeling van de voeding en koppel de eventuele buf-
ferbatterijen af en ga na of alle led's op de besturingseenheid uit zijn en of de
slagboom ook bij het versturen van een bedieningsinstructie stil blijft staan .
Controleer de doeltreffende werking van het vergrendelingssysteem om er
zeker van te zijn dat het niet mogelijk is dat de installatie wanneer onbedoeld
of door onbevoegden weer onder stroom kan worden gezet .
5.2 - Inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling kan alleen plaatsvinden nadat alle fasen van de eind-
test met succes zijn afgesloten. Gedeeltelijke inbedrijfstelling of inbe-
drijfstelling in provisorische situaties is niet toegestaan.
1 De ingevulde "EG-verklaring van overeenstemming - Bijlage I", (ach-
terin deze handleiding, in het gedeelte met pagina's die uitgeknipt kunnen
worden) dient aan de eigenaar te worden overhandigd .
2 Het ingevulde formulier "Gebruikshandleiding" (achterin deze handleiding,
in het gedeelte met pagina's die uitgeknipt kunnen worden) dient aan de ei-
genaar te worden overhandigd .
3 Vul het formulier "Onderhoudsplan" in en geef dit aan de eigenaar van de
automatisering . Dit plan bevat alle onderhoudsvoorschriften voor alle inrich-
tingen van de automatisering . Voor de slagboombarrière zit deze module
achterin deze handleiding, in het gedeelte met pagina's die uitgeknipt kun-
nen worden .
4 Alvorens de automatisering in bedrijf te stellen, dient u de eigenaar afdoen-
de te informeren over de gevaren en restrisico's die nog aanwezig zijn .
5 Bevestig het etiket uit de verpakking dat toepassing heeft op de handma-
tige ontgrendeling en vergrendeling van de reductiemotor op permanente
wijze op de slagboombarrière .
6 ALLEEN voor installaties die NIET CONFORM de criteria uit paragraaf 1 .3 .1
van deze handleiding zijn: maak een technisch dossier van de automatise-
ring, dat de volgende documenten moet omvatten: een overzichtstekening
van de automatisering, het schema van de tot stand gebrachte elektrische
aansluitingen, de risico-analyse en de toegepaste oplossingen (zie op de si-
te www.nicefor you.com de formulieren die moeten worden ingevuld), de
verklaring van overeenstemming van de fabrikant van alle gebruikte inrich-
tingen (voor de slagboombarrière zie bijlage II) en de door de installateur in-
gevulde verklaring van overeenstemming .
Breng een plaatje op de slagboombarrière aan met daarop tenminste de
volgende gegevens: type automatisering, naam en adres van de fabrikant
(verantwoordelijk voor de "inbedrijfstelling"), serienummer, bouwjaar en
"CE"-keurmerk .
A
B
2 0 0
C
2 0 0
3 0 0
3 0 0
2 0 0
3 0 0
Nederlands – 9