Veiligheidsvoorschriften voor tafelcirkelzagen
Veiligheidsafdekkingsgerelateerde
voorschriften
a)
Laat de veiligheidsafdekkingen gemonteerd.
Veiligheidsafdekkingen moeten functionerend
en juist gemonteerd zijn.
Losse, beschadigde of niet juist functionerende
veiligheidsafdekkingen moeten worden gerepa-
reerd of worden vervangen.
b)
Gebruik voor eindsneden altijd de zaag-
blad-veiligheidsafdekking en de splijtwig.
Voor eindsnedes waarbij het zaagblad volledig
door de werkstukdikte zaagt, reduceert de veilig-
heidsafdekking en andere veiligheidsvoorzienin-
gen het risico op letsel.
c)
Plaats na het voltooien van de werkprocessen
(bijv. felsen, gutsen of opdeling tijdens het
omslaan), waarbij het verwijderen van de vei-
ligheidsafdekking en/of splijtwig noodzakelijk
is, direct het veiligheidssysteem terug.
De veiligheidsafdekking reduceert het risico op
letsel.
d)
Controleer voor het inschakelen van het elek-
trisch gereedschap of het zaagblad niet de vei-
ligheidsafdekking, de splijtwig of het werkstuk
raakt.
Onvoorziene aanraking van deze componenten
met het zaagblad kan tot een gevaarlijke situatie
leiden.
e)
Stel de splijtwig af volgens de beschrijving in
deze gebruikshandleiding. Onjuiste afstanden,
positie en uitlijning kunnen de reden er voor zijn
dat de splijtwig een terugslag niet vermijdt.
f)
Opdat de splijtwig kan functioneren, moet
deze op het werkstuk inwerken. Bij snedes in
werkstukken die te kort zijn, om de splijtwig te la-
ten functioneren, is de splijtwig niet actief. Onder
deze voorwaarden kan een terugslag niet door de
splijtwig worden voorkomen.
g)
Gebruik het zaagblad dat bij de splijtwig past.
Om ervoor te zorgen dat de splijtwig goed werkt,
moet de diameter van het zaagblad dunner zijn
dan bij de splijtwig passen, moet het basisblad
van het zaagblad dunner zijn dan de splijtwig en
moet de bandbreedte dikker zijn dan de dikte van
de splijtwig.
162 | NL
Veiligheidsvoorschriften voor het zagen
veiligheids-
a)
m GEVAAR: Kom met uw vingers en handen
nooit in de buurt van het zaagblad of in het
zaaggebied.
Een moment van onachtzaamheid of bij wegslip-
pen kan uw hand in het zaagblad schieten wat kan
leiden tot ernstig letsel.
b)
Geleid het werkstuk alleen tegen de draairich-
ting van de het zaagblad in.
Aanvoeren van het werkstuk in dezelfde richting
als de draairichting van het zaagblad boven de ta-
fel kan er toe leiden dat het werkstuk en uw hand
in het zaagblad wordt getrokken.
c)
Gebruik bij langssneden nooit de verstekaan-
slag om het werkstuk aan te voeren, en gebruik
bij dwarssnedes met de verstekaanslag nooit
de parallelaanslag voor de lengte-instelling.
Het gelijktijdig aanvoeren van het werkstuk met de
parallelaanslag en de verstekaanslag verhoogt de
risico dat het zaagblad komt vast te zitten en er
een terugslag ontstaat.
d)
Voer bij langssneden de aanvoerkracht op het
werkstuk altijd uit tussen aanslagrail en zaag-
blad. Gebruik een schuifstok als de afstand
tussen de aanslagrail en het zaagblad minder
is dan 150 mm en een schuifblok als de afstand
minder is dan 50 mm.
Dergelijke hulpmiddelen zorgen er voor dat uw
hand op veilige afstand van het zaagblad blijft.
e)
Gebruik uitsluitend de meegeleverde schuif-
stok van de fabrikant of een die overeenkom-
stig de instructies is vervaardigd.
De schuifstok zorgt voor voldoende afstand tussen
hand en zaagblad.
f)
Gebruik nooit een beschadigde of ingezaagde
schuifstok.
Een beschadigde schuifstok kan breken en er toe
leiden dat uw hand in het zaagblad terecht komt.
g)
Werk niet "zonder handbescherming". Gebruik
altijd de parallelaanslag of de verstekaanslag
om het werkstuk aan te leggen en te geleiden.
"Zonder handbescherming" betekent dat het
werkstuk in plaats van met de parallelaanslag
of de verstekaanslag met de handen wordt on-
dersteund of geleid.
Het zagen zonder handbescherming leidt tot on-
juiste uitlijning, vastklemmen en terugslag.
h)
Grijp nooit om of over een draaiend zaagblad.
Het grijpen naar een werkstuk kan tot onvoorzien
aanraken van het draaiende zaagblad leiden.
www.scheppach.com