Bij normale werking houdt de besturingseenheid de processen van de automatisering constant onder controle en kan zij eventuele storingen signaleren door het
gebruikerslicht en de rode led "L1" op de besturingseenheid een bepaald aantal maal te laten knipperen (deze diagnostische knipperingen hebben altijd betrek-
king op de laatste manoeuvre van de automatisering) . Om het verband te begrijpen tussen het aantal knipperingen en de oorzaak daarachter, gelieve u ondersta-
ande tabel 6 te raadplegen:
Knipperingen
2 maal knipperen - pauze -
2 maal knipperen
3 maal knipperen - pauze -
3 maal knipperen
4 maal knipperen - pauze -
4 maal knipperen
5 maal knipperen - pauze -
5 maal knipperen
6 maal knipperen - pauze -
6 maal knipperen
7 maal knipperen - pauze -
7 maal knipperen
Werkzaamheden die aan een bevoegde technicus zijn voorbehouden
LET OP! – Alle in dit kader vervatte handelingen mogen uitsluitend door
bevoegd en ervaren personeel worden uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van
de handleiding, de wetten en de regelgeving inzake veiligheid, zoals die in het
gebied van kracht zijn, worden nageleefd.
AANSLUITING VAN DE AUTOMATISERING OP HET
ELEKTRICITEITSNET
Let op! – Bij het aansluiten hiervan dient er op de voedingslijn (tussen de auto-
matisering en het elektriciteitsnet) ook een beveiliging tegen kortsluiting te wor-
den geïnstalleerd .
Op deze lijn dient er bovendien een inrichting te worden geïnstalleerd die de
stroomtoevoer kan onderbreken (met overspanningscategorie III, d.w.z. met
een minimumafstand tussen de contacten van tenminste 3,5 mm) of ander
gelijkwaardig systeem, zoals bijvoorbeeld een stopcontact met een stekker.
Deze inrichting zorgt er, indien dat nodig is, dat de stroom toevoer snel en veilig
wordt onderbroken . Als die onderbrekingsinrichting van de stroomtoevoer zich
niet in de nabijheid van de automatisering bevindt en niet zichtbaar is, dient er
een blokkeringsysteem te zijn tegen het per ongeluk of onbevoegd inschake-
len, teneinde elk eventueel gevaar uit te schakelen .
N.B. – De onderbrekingsinrichting wordt niet met het product meegeleverd.
EINDTEST EN INBEDRIJFSTELLING VAN DE AUTOMATISERING
Dit zijn bij de aanleg van de automatisering de belangrijkste fasen om een zo
groot mogelijke veiligheid van de installatie te garanderen.
De hier beschreven procedure van de eindtest kan ook worden gebruikt om op
geregelde tijden de inrichtingen waaruit de automatisering is samengesteld, te
controleren .
De eindtest en de inbedrijfstelling van de automatisering moeten door vakbe-
kwaam en deskundig personeel uitgevoerd worden . Dat moet ook bepalen
welke tests noodzakelijk zijn om de getroffen oplossingen voor de bestaande
8 – Nederlands
WAT TE DOEN ALS... (gids voor het oplossen van problemen)
Probleem
Bij de sluitmanoeuvre komt de deur tot stilstand en
loopt in tegengestelde richting terug .
Bij de openings- of sluitmanoeuvre komt de deur
onverwachts tot stilstand en de besturingseenheid
verricht een korte omkering van de in gang zijnde
manoeuvre .
Bij de openings- of sluitmanoeuvre komt de deur
onverwachts tot stilstand en de besturingseenheid
voert een "Stop" uit, gevolgd door een korte teru-
gloop .
De automatisering reageert niet op de verzonden
instructies .
Na een aantal opeenvolgende verzonden manoeu-
vres komt de automatisering tot stilstand .
De automatisering reageert niet op de verzonden
instructies .
TABEL 6
Oplossing
Dit is het gevolg van het feit dat een bepaald stel fotocellen,
dat deel uitmaakt van de installatie, in werking is getreden
omdat het een obstakel heeft geconstateerd . Verwijder dus
het obstakel dat zich op de baan tussen deze fotocellen
bevindt .
De deur heeft als gevolg van een onverwacht obstakel (een
windstoot, een voertuig, een persoon, etc .) meer wrijving
ondervonden . Mocht het eventueel nodig zijn de gevoe-
ligheid daarvan ten opzichte van obstakels bij te stellen, dan
gelieve u hoofdstuk "Afstellingen en andere optionele
functies" te raadplegen .
Eventueel geïnstalleerde veiligheidsinrichtingen (anders dan
fotocellen, zoals bijvoorbeeld contactlijsten), hebben een
onverwacht obstakel .
Verwijder dus het obstakel .
Er is een fout in de configuratie van het systeem. Wis dus alle
gegevens uit het geheugen van de besturingseenheid en
voer daarna de installatie opnieuw uit .
De hoogst toegestane grens van opeenvolgende manoeu-
vres is overschreden waardoor oververhitting is ontstaan .
Wacht daarom enkele minuten om de temperatuur onder de
ingestelde bovengrens te laten zakken .
Er is een defect in de interne elektrische circuits . Ontkoppel
daarom alle voedingscircuits; wacht een paar seconden en
zet ze opnieuw onder spanning . Geef opnieuw een instruc-
tie en, als de automatisering niet reageert, betekent dit dat er
een ernstig defect is op de elektrische kaart van de besturing-
seenheid of in de bekabeling van de motor . Controleer dus en
vervang zo nodig .
risico's te controleren en na te gaan of de wettelijke voorschriften, regelgeving
en regels en in het bijzonder alle vereisten van norm EN 12445, die de testme-
thodes voor de controle van automatiseringen voor garagedeuren bepaalt, in
acht zijn genomen.
EINDTEST VAN DE AUTOMATISERING
1 Controleer of de voorschriften van STAP 1 op het gebied van de veiligheid
nauwgezet zijn nageleefd.
2 Voer met behulp van de zender sluit- en openingstests met de deur uit, om
na te gaan of de beweging van de deur naar behoren wordt uitgevoerd .
Het is raadzaam meerdere tests uit te voeren om te beoordelen of de deur
soepel loopt en er eventuele montage- of afstellingsdefecten zijn, of punten
met een bijzondere wrijving.
3 Controleer alle veiligheidsinrichtingen van de installatie (fotocellen, gevoelige
randen, enz.) één voor één, of ze goed werken. Fotocellen: laat de inrichting
tijdens een sluitmanoeuvre in werking treden en controleer of de besturing-
seenheid de manoeuvre tot staan brengt en een totale terugloop verricht (het
gebruikerslicht moet nu 2 maal 2 knipperingen afgeven) . Contactlijsten: laat de
inrichting tijdens een openings- of sluitmanoeuvre in werking treden en con-
troleer of de besturingseenheid de manoeuvre tot staan brengt en een korte
terugloop uitvoert (het gebruikerslicht moet 2 maal 4 knipperingen afgeven).
4 Om te controleren of er geen interferenties tussen de fotocellen met andere
inrichtingen zijn, onderbreekt u met een 30 cm lange cilinder met een diame-
ter van 5 cm de optische as die het stel fotocellen met elkaar verbindt (afb.
45): eerst dichtbij de fotocel TX, vervolgens dichtbij de RX en tenslotte in het
midden tussen de twee fotocellen . Tenslotte controleert u of de inrichting
altijd in werking treedt, waarbij ze van de actieve staat in de alarmstaat komt
en omgekeerd; vergewis u er daarna van dat ze de voorziene reactie in de
besturingseenheid oproept (bijvoorbeeld dat de deur terugloopt bij de sluit-
manoeuvre) .