Functie
Gevoeligheid loop 1
Gevoeligheid loop 2
Voeding loop
Activeert loop 1
Activeert loop 2
Werkingsmodus loop 1
Werkingsmodus loop 2
Werkingstijd detectielus 1
Werkingstijd detectielus 2
Functie uitgang 1, 2, 3:
Activeert uit (1,2,3) voor loop 1
Functie uitgang 1, 2, 3:
Activeert uit (1,2,3) voor loop 2
kalibratie [ook uitgevoerd bij opstarten]
Activeringsmodus* loop 1:
Tijd loop 1
Activeringsmodus* loop 2:
Tijd loop 2
Weergave frequentie detectielus 1
Weergave frequentie detectielus 2
TABEL 16
1
detectielus
relais
3
detectielus
relais
5
detectielus
relais
TABEL 17
Omtrek van de detectielus
2 – 4 m
4 – 7 m
7 – 12 m
meer dan 12 m
Opmerking – Als er op de plaats van installatie van de detectielus mogelijk
metalen wapeningen onder de ondergrond aanwezig zijn, wordt het gelei-
dingsvermogen van de detectielus lager. In dat geval moeten er 2 wikkelin-
gen van de kabel worden toegepast
Waarden
10 – 100%
10 – 100%
aan – uit
aan – uit
aan – uit
1 – 5
1 – 5
2 – 20 = altijd
2 – 20 = altijd
selecteerbaar
selecteerbaar
aan – uit
1 – 5
0 – 25 s
1 – 5
0 – 25 s
0 - 127000
0 - 127000
2
detectielus
relais
4
detectielus
relais
Aantal uit te voeren wikkelingen
6
5
4
3
omtrek, zoals aangegeven in tabel 17: gebruik een unipolaire kabel van
geïsoleerd koper met een diameter van 1,5 mm
04. Voordat u de geul afdicht, controleert u op de waarde van de inductielus
tussen 100 en 400 uH valt, of controleert u met de Oview-programmee-
reenheid of de waarde van de gemeten frequentie (parameter "Frequentie
Loop") tussen 30 en 100 KHz valt;
05. Bedek de detectielus met zand om deze te beschermen en dicht de geul
vervolgens af met bitumen of hars voor buitentoepassingen (afb. H). Let
op! – De temperatuur van het dichtmiddel mag niet hoger zijn dan de
maximaal toegestane temperatuur voor de isolatie van de kabel, omdat er
anders isolatieverlies naar de aarde zou kunnen optreden.
06. De elektriciteitskabels moeten worden aangesloten op de klemmetjes
Loop1 (afb. I) en Loop2 (afb. L). Het klemmetje Loop2 biedt 2 verbin-
dingsmogelijkheden (afb. L); al naar gelang het gebruikte verbindingstype
varieert de werkingsfrequentie van de detectielus.
Let op! – Als detectielus Loop1 in de nabijheid van detectielus Loop2
wordt geplaatst en beide (nagenoeg) op dezelfde frequentie werken, kan
er sprake zijn van interferentie; in dat geval moet de verbinding met klem-
metje Loop2 worden veranderd.
TABEL 15
Standaard
90%
90%
aan
aan
aan
1
1
20 = altijd
20 = altijd
off
off
1
2s
1
2s
-
-
G
2
(afb. H);
ongeveer 0,8 m
0,2 m
45°
Rijrichting
Rijbaan
Nederlands – 17