Z - NKL
3.
Beschrijving
De puntlasmachines van deze serie zijn extreem aan te
passen en kunnen daardoor ingezet worden voor de meest
verschillende laswerkzaamheden.
De uitvoeringen ZT en NKLT werken d.m.v. een pedaal,
de uitvoeringen ZP en NKLP elektrisch of d.m.v. druk-
lucht.
De technische hoofdkenmerken zijn:
Serie Z
• In te stellen armuitslag;
• De machine kan zowel met rechte als gebogen
electrodehouder worden uitgerust;
• In te stellen armafstand;
• Armuitslag afhankelijk uitschuifbaar pedaal (ZT);
• Watergekoelde electrode-armen (behalve ZT 11 en ZP 11);
• D.m.v. een veer in te stellen lasdruk.
Serie NKL
• Hoogte van de onderste electrode-arm in te stellen;
• Onderste electrode-arm horizontaal in te stellen;
• De machine kan zowel met rechte als gebogen
electrodehouder worden uitgerust;
• In te stellen armafstand;
• Armuitslag afhankelijk uitschuifbaar pedaal (NKLT);
• Watergekoelde electrode-armen;
• D.m.v. een veer in te stellen lasdruk.
4.
Gebruik (EN 50063)
Deze lasmachine is ontworpen en gefabriceerd voor ge-
bruik van het, op het gegevensplaatje, opgegeven vermo-
gen. Om het maximale lasvermogen te bereiken en be-
schadiging door oververhitting te voorkomen, mag de water-
stroom niet stagneren en moet voldoende koelmiddel
aanwezig zijn en aan op grond van de beschrijving van de
paragraaf 10.3.
5.
Veiligheidsbepalingen
Het apparaat voldoet aan de veiligheidsvoorschriften vol-
gens bijlage 1 van de Eeg-richtlijn 89 / 392 / CEE, 91 /
368 / CEE, 93 / 44 / CEE, 93 / 68 / CEE, laagspannings-
richtlijn 73 / 23 en Eeg-richtlijnen 89 / 336, 92 / 31 en 93
/ 68 voor wat betreft de elektromagnetische compatibiliteit.
BELANGRIJK: In geval de machine wordt omgebouwd of
ingebouwd als een geïntegreerd deel van een ander ap-
paraat vervalt onze verantwoording en is de klant ver-
plicht om de sticker met de CEE-norm te verwijderen.
5.1 Algemeen
Dit produkt mag alleen worden gebruikt voor
laswerkzaamheden - en niet voor werkzaam-
heden zoals bijv. aandrukken, vervormen,
buigen e.d. - door personen die daarvoor zijn
opgeleid en ervaring hebben op het gebied
van lassen.
Om de eigen veiligheid en die van andere medewerkers
te garanderen dient de gebruiker de veiligheid-
svoorschriften in acht te nemen (CEI 26-9 HD 407).
66
5.2 Veiligheidsmaatregelen met
betrekking tot elektriciteit
• Schakel de stroom uit voordat de las-
machine wordt geopend of getest bij
onderhouds-
en
zaamheden.
• Zorg voor een goede aarding van de las-
machine en controleer die regel-matig.
• Laat de elektrische installatie van de lasmachine over
aan gekwalificeerde personen. Alle elektrische aanslui-
tingen dienen te voldoen aan veiligheidsnor-men en
beveiligingsvoorschriften CEI 26-10 (HD427).
• Gebruik altijd toevoerkabels met de juiste draad-diame-
ter. Een te kleine draadkern veroorzaakt over-verhitting
van de kabel waardoor onvoldoende isolatie kan optre-
den. Onderbreek het lassen direct bij oververhitting.
• Plaats de machine op een geïsoleerde ondergrond of ge-
bruik een geïsoleerde mat als bescherming voor de lasser.
• Las niet in vochtige of natte ruimten.
5.3 Bescherming tegen verwondingen
• Houdt handen weg van bewegende delen en
electrode om verwondingen te voorkomen.
Aan de machine is een waarschuwing be-
vestigd die op de gevaren wijst.
5.4 Veiligheidsmaatregelen
tegen rook- en gasontwikkeling
• Zorg voor voldoende toevoer van verse lucht.
• Zorg voor afvoer van de dampen die bij het
lassen kunnen ontstaan.
• Las niet in ruimten waarin de mogelijkheid
van vrijkomend gas aanwezig is of in de
directe omgeving van verbrandingsmotoren.
• Zorg ervoor dat de werkplek ver genoeg is verwijderd
van een ontvettingsbad waarin trichloorethyleendamp
of andere gechloreerde koolwaterstoffen als oplos-
singsmiddel worden gebruikt.
5.5 Bescherming tegen verbrandingen
• Draag altijd beschermkleding en een
veiligheidsbril.
• Gebruik lederen handschoenen bij het
hanteren van de werkstukken.
• Doe metalen (sier)voorwerpen af. Metalen die
in aanraking komen met de elektrode of het werkstuk, wor-
den zeer warm en kunnen ernstige brandwonden veroorza-
ken.
5.6 Brand- en explosiepreventie
• Verwijder voor het lassen alle brandbare
stoffen uit de directe omgeving van de
werkplek!
• Las nooit in de nabijheid van ontvlambare
stoffen en/of vloeistoffen of in de omge-
ving van explosief gas.
• Draag geen met olie en/of vet vervuilde
kleding. (brandgevaar!)
reparatiewerk-