Passend gebruik van ultrageluid betekent het beperken van blootstelling van de patiënt tot het laagste
ultrasone vermogen gedurende de kortst mogelijke tijd die nodig is om geaccepteerde diagnostische
resultaten te verkrijgen. Beslissingen die passend gebruik ondersteunen, zijn gebaseerd op het type patiënt,
het onderzoekstype, de geschiedenis van de patiënt, het gemak of de moeilijkheid van het verkrijgen van
diagnostisch nuttige informatie en mogelijk plaatselijke verhitting van de patiënt wegens de
oppervlaktetemperatuur van de transducer.
Het systeem is zodanig ontworpen dat de temperatuur van het oppervlak van de transducer de limieten die
in IEC 60601-2-37: Bijzondere eis voor de veiligheid van ultrasonische medische diagnostische en
bewakingsapparatuur worden vermeld, niet overschrijdt. Zie
'Stijging van de oppervlaktetemperatuur
van de transducer'
op pagina 138. In geval van een storing in het apparaat zijn er redundante
bedieningselementen die het vermogen van de transducer begrenzen. Dit wordt bereikt door een elektrisch
ontwerp waarmee zowel de stroom als de spanning van de voeding naar de transducer worden beperkt.
De echografist gebruikt de bedieningselementen van het systeem om de beeldkwaliteit af te stellen en het
ultrasone vermogen te beperken. De bedieningselementen van het systeem zijn onderverdeeld in drie
categorieën met betrekking tot vermogen: bedieningselementen die het vermogen direct beïnvloeden,
bedieningselementen die het vermogen indirect beïnvloeden en bedieningselementen van de ontvanger.
Directe bedieningselementen
Voor alle beeldvormingsmodi wordt de temporaalgemiddelde spatiële-piekintensiteit (ISPTA) van
2
720 mW/cm
niet overschreden. (Voor het oftalmologische of orbitale onderzoek is het akoestische
2
vermogen beperkt tot de volgende waarden: ISPTA overschrijdt 50 mW/cm
niet; TI overschrijdt 1,0 niet en
MI overschrijdt 0,23 niet.) Bij sommige transducers in sommige beeldvormingsmodi kunnen de mechanische
index (MI) en thermische index (TI) waarden boven 1,0 hebben. U kunt de MI- en TI-waarden bewaken en
de bedieningselementen aanpassen om deze waarden te verminderen. Raadpleeg
'Richtlijnen voor het
verminderen van MI en TI'
op pagina 9-22. Een manier om te voldoen aan het ALARA-principe is de MI-
of TI-waarden instellen op een lage indexwaarde en vervolgens dit niveau aanpassen totdat een beeld of
Doppler-modus wordt verkregen waarmee u tevreden bent. Zie voor meer informatie over MI en TI Medical
Ultrasound Safety, AIUM (bij elk systeem wordt een exemplaar geleverd) en IEC 60601-2-37 Annex
'Guidance on the interpretation of TI and MI to be used to inform the operator.'
Vermogensweergave
Gerelateerde begeleidende documenten
Informatie voor fabrikanten die marketingvrijgave van diagnostische ultrasone systemen en transducers
wensen, FDA, 2008.
Veiligheid van medische ultrasone systemen, American Institute of Ultrasound in Medicine (AIUM), 2014.
(Bij elk systeem wordt een exemplaar geleverd.)
Akoestische uitgangsmeetnorm voor diagnostische ultrasone apparatuur, NEMA UD2-2004.
Directe bedieningselementen
137