De machine moet bewaard worden op een droge
plaats, beschermd tegen de weersomstandigheden
en met de mesbescherming gemonteerd.
4.2 REINIGING VAN DE MOTOR EN VAN DE
GELUIDSDEMPER
Om brandgevaar te beperken, worden de vleugels
van de cilinder regelmatig gereinigd met perslucht en
wordt de zone van de geluidsdemper vrijgemaakt van
takjes, bladeren of ander afval.
4.3 REINIGING VAN DE LUCHTFILTER
IMPORTANTE Het is essentieel dat de luchtfilter ge
reinigd wordt, voor de goede werking en de levensduur
van de machine.
De reiniging wordt uitgevoerd elke 8-10 werkuren.
Om de filter te reinigen (Afb. 8):
– D raai de knop los (1), verwijder het deksel (2) en het
filterelement (3).
– W as het filterelement (3) met water en zeep. Gebruik
geen benzine of andere oplosmiddelen.
– L aat de filter drogen aan de lucht.
– H ermonteer het filterelement (3) en het deksel (2)
door de knop (1) stevig vast te draaien.
4.4 CONTROLE VAN DE BOUGIE
Periodiek wordt de bougie gedemonteerd en gerei-
nigd, door eventuele restjes te verwijderen met een
metalen borsteltje (Afb. 9).
Controleer en herstel de correcte afstand tussen de
elektrodes (Afb. 9).
Hermonteer de bougie en draai hem stevig vast met
de bijgeleverde sleutel.
De bougie moet in geval van doorgebrande elektro-
den of een beschadigde isolatie, en ieder geval elke
100 werkuren, vervangen worden door een bougie
met analoge karakteristieken.
4.5 SMERING VAN DE REDUCTOR (Afb. 10)
Elke 20 werkuren wordt het niveau aangevuld met
speciaal vet op basis van molybdeenbisulfide, aan de
hand van de smeerinrichting (1).
4.6 LANGE STILSTAND
BELANGRIJK Indien men van plan is de machine lan
ger dan 2 – 3 maanden niet te gebruiken, moeten een
aantal voorzorgsmaatregelen getroffen worden om pro
blemen te vermijden bij het hervatten van het werk of
om permanente schade aan de motor te voorkomen.
Alvorens de machine op te bergen:
– L edig de brandstoftank.
– S tart de motor en laat hem op het laagste toerental
draaien tot de stilstand, zodat alle in het reservoir
overgebleven brandstof opgebruikt wordt.
– L aat de motor afkoelen alvorens de machine op te
bergen.
Wanneer de machine weer gestart wordt, dient men
de machine voor te bereiden zoals aangegeven is in
het hoofdstuk "1. Voorbereiding".
5. BUITENGEWOON ONDERHOUD
Deze ingrepen mogen enkel door uw Verkoper uitge-
voerd worden.
Handelingen die uitgevoerd werden in niet geschikte
structuren of door onbekwame personen doen de ga-
rantie vervallen.
5.1 AFSTELLING VAN HET MINIMUMTOERENTAL
LET OP!
Als de snij-inrichting beweegt met
de motor op zijn minimumtoerental, neem dan
contact op met uw verkoper om de motor goed
af te stellen.
5.2 FILTER BRANDSTOF
In het reservoir werd voorzien in een filter die voor-
komt dat onzuiverheden binnendringen in de motor.
Eenmaal per jaar moet de filter vervangen worden
door uw verkoper.
5.3 REGELING VAN DE CARBURATOR
De carburator werd in de fabriek geregeld met het oog
op de beste prestaties in alle omstandigheden, met
een minimale uitstoot van schadelijke gassen, over-
eenkomstig de geldende normen.
Ingeval van slechte prestaties, controleer eerst of de
messen niet gedeeltelijk geblokkeerd of vervormd zijn
en wend u tot uw Verkoper voor een controle van de
carburator en de motor.
12