kelt. Instelgereedschap of een sleutel in een draaiend
deel van het gereedschap kan tot letsel leiden.
e) Neem geen ongewone lichaamshouding aan.
Zorg ervoor dat u stevig staat en steeds in
evenwicht blijft. Daardoor kunt u het elektrisch
gereedschap in onverwachte situaties beter onder
controle houden.
f)
Draag geschikte werkkleding. Draag geen loshan-
gende kleding of sieraden. Houd haren, kleding en
handschoenen uit de buurt van bewegende delen.
Loshangende kleding, sieraden en lange haren kun-
nen door bewegende delen worden meegenomen.
g) Wanneer stofafzuig- of stofopvangvoorzieningen
kunnen worden gemonteerd, dient u zich ervan
te verzekeren dat deze zijn aangesloten en juist
worden gebruikt. Het gebruik van een stofafzuig-
systeem kan de gevaren door stof beperken.
nl
5.1.4 Gebruik en hantering van het elektrisch
gereedschap
a) Overbelast het apparaat niet. Gebruik voor uw
werkzaamheden het daarvoor bestemde elektri-
sche gereedschap. Met het passende elektrische
gereedschap werkt u beter en veiliger binnen het
aangegeven vermogensbereik.
b) Gebruik geen elektrisch gereedschap waarvan de
schakelaar defect is. Elektrisch gereedschap dat
niet meer kan worden in- of uitgeschakeld, is gevaar-
lijk en moet worden gerepareerd.
c) Trek de stekker uit het stopcontact en/of de accu
uit het apparaat voordat u het gereedschap in-
stelt, toebehoren wisselt of het apparaat weglegt.
Deze voorzorgsmaatregel voorkomt onbedoeld star-
ten van het elektrisch gereedschap.
d) Bewaar niet-gebruikte elektrische gereedschap-
pen buiten bereik van kinderen. Laat het gereed-
schap niet gebruiken door personen die er niet
mee vertrouwd zijn en deze aanwijzingen niet
hebben gelezen. Elektrische gereedschappen zijn
gevaarlijk wanneer deze door onervaren personen
worden gebruikt.
e) Ga zorgvuldig met het elektrisch apparaat om.
Controleer of bewegende delen correct functio-
neren en niet vastklemmen en of onderdelen ge-
broken of zodanig beschadigd zijn dat de werking
van het apparaat nadelig wordt beïnvloed. Laat
beschadigde delen repareren voordat u het appa-
raat gebruikt. Veel ongevallen hebben hun oorzaak
in slecht onderhouden elektrische gereedschappen.
f)
Houd snijdende inzetgereedschappen scherp en
schoon. Zorgvuldig onderhouden snijdende inzet-
gereedschappen met scherpe snijkanten klemmen
minder snel vast en zijn gemakkelijker te geleiden.
g) Gebruik elektrisch gereedschap, toebehoren, in-
zetgereedschappen enz. zó als voor dit apparaat
is voorgeschreven. Let daarbij op de arbeidsom-
standigheden en de uit te voeren werkzaamhe-
den. Het gebruik van elektrische gereedschappen
voor andere dan de voorziene toepassingen kan tot
gevaarlijke situaties leiden.
130
5.1.5 Service
a) Laat het apparaat alleen repareren door gekwa-
lificeerd en vakkundig personeel en alleen met
originele vervangingsonderdelen. Daarmee wordt
gewaarborgd dat de veiligheid van het elektrisch ge-
reedschap in stand blijft.
5.2 Correcte inrichting van de werkomgeving
a) Zorg ervoor dat u toestemming van de direc-
tie heeft voor de boorwerkzaamheden. Boorwerk-
zaamheden aan gebouwen of andere structuren kun-
nen de statica beïnvloeden, vooral bij het scheiden
van wapeningsijzer of dragerelementen.
b) Zet bij doorboringen door wanden het gebied ach-
ter de wand af, omdat materiaal of de boorkern
naar achteren kan vallen. Zet bij doorboringen
door plafonds het gebied daaronder af, omdat
materiaal of de boorkern naar beneden kan val-
len.
c) Plaats de houder op een vast, vlak en horizontaal
oppervlak. Wanneer de houder kan verschuiven of
kantelen, kan het apparaat niet gelijkmatig en correct
worden geleid.
d) Controleer de staat van het oppervlak. Door ruwe
oppervlakken kan de bevestigingskracht afnemen.
Coatings of bevestigingsmaterialen kunnen tijdens
het werken losraken.
e) Overbelast de houder niet en gebruik deze niet
als geleider of om op te steunen. Als de houder
wordt overbelast of als hierop wordt gestaan, kan dit
ertoe leiden dat het zwaartepunt van de houder naar
boven wordt verplaatst en dat deze omvalt.
f)
Draag bij werkzaamheden waarbij stof vrijkomt
een stofmasker.
g) Voor werkzaamheden buiten worden rubberen
handschoenen en niet-slippend schoeisel aanbe-
volen.
h) Houd het net- en het verlengsnoer, de zuig- en
vacuümslang uit de buurt van roterende delen.
i)
Werk nooit op een ladder.
5.2.1 Algemene veiligheidsmaatregelen
a) Houd de handgrepen droog, schoon en vrij van
olie en vet.
b) Laat het apparaat nooit onbeheerd achter.
c) Bewaar ongebruikte apparaten op een veilige
plaats. Apparaten die niet worden gebruikt, die-
nen op een droge, hoog gelegen of afgesloten