Algemeen
De gebruiker mag alleen die onderhouds- en
servicewerkzaamheden uitvoeren die in deze
gebruiksaanwijzing worden beschreven. Meer
ingrijpende maatregelen moeten door een erkende
servicewerkplaats worden uitgevoerd.
Controle, onderhoud en service
van de veiligheidsuitrusting van
de motorkettingzaag
WAARSCHUWING! Verwijder altijd de
!
accu voordat u montage-, onderhouds-
en/of controlewerkzaamheden aan de
machine uitvoert.
Let op! Om service en reparaties aan de machine uit te
voeren, is een speciale opleiding nodig. Dit geldt vooral
voor de veiligheidsuitrusting van de machine. Als de
machine één van de volgende controles niet goed
doorstaat, raden wij aan dat u naar uw
servicewerkplaats gaat.
Belangrijk! Reinig de accu of de acculader nooit met
water. Krachtige reinigingsmiddelen kunnen het
kunststof beschadigen.
Kettingrem met terugslagbeveiliging
Terugslagbeveiliging controleren
•
Controleer of de terugslagbeveiliging geen zichtbare
beschadigingen vertoont zoals materiaalbarsten.
(Figuur 98)
•
Duw de terugslagbeveiliging naar voren en naar
achteren om te controleren of deze makkelijk loopt en
stabiel op de machine is verankerd. (Figuur 99)
Controle van het traagheidsmechanisme
•
Houd de motorkettingzaag, met de motor
uitgeschakeld, boven een stobbe of ander stabiel
oppervlak. Laat de voorhandgreep los en laat de
motorkettingzaag door zijn eigen gewicht, draaiend
rond de achterhandgreep, naar de stobbe vallen.
(Figuur 100)
Wanneer de punt van het zaagblad de stronk raakt,
moet de rem geactiveerd worden.
Remvermogen controleren
•
Schakel de motorkettingzaag in. Zorg dat de
zaagketting niet in contact kan komen met de grond of
een ander voorwerp. Zie instructies onder de kop
Starten en stoppen.
•
Hou de motorkettingzaag stevig vast met uw duimen
en vingers stevig om de handvatten. (Figuur 65)
•
Geef volgas en activeer de kettingrem door uw
linkerpols naar de terugslagbeveiliging te bewegen.
Laat het voorste handvat niet los. De ketting moet
onmiddellijk stoppen. (Figuur 101)
214 – Dutch
ONDERHOUD
Vergrendeling voedingsschakelaar
•
Controleer of de gashendel in de stationaire stand is
vergrendeld wanneer de gashendelvergrendeling
wordt ontgrendeld. (Figuur 102)
•
Druk de gashendelvergrendeling in en controleer of
deze na het loslaten weer terugkeert naar de
beginpositie. (Figuur 103)
•
Controleer of de gashendel en de
gashendelvergrendeling makkelijk in te drukken zijn
en of de retourveren goed werken. (Figuur 104)
•
Schakel de motorkettingzaag in en geef vol gas. Laat
de gashendel los en controleer of de zaagketting stopt
en stil blijft staan.
Kettingvanger
•
Controleer of de kettingvanger niet beschadigd is en
of hij vast zit in de het motorzaaghuis. (Figuur 105)
Toetsenbord
•
Schakel de motorkettingzaag in en controleer of de
motorkettingzaag wordt uitgeschakeld als de start-/
stopknop wordt ingedrukt (groen lampje uit). (Figuur
106)
Accuaansluitingen
Reinig de accu en het accucompartiment van de machine
na gebruik met behulp van een zachte borstel. Zorg dat
alle koelsleuven en accuaansluitingen gereinigd zijn.
(Figuur 107)
Koelsysteem
Om de werktemperatuur zo laag mogelijk te houden, is de
machine uitgerust met een koelsysteem.
Het koelsysteem bestaat uit:
1
Luchtinlaat (links op de machine).
2
Een ventilator op de motor.
•
Maak het koelsysteem één keer per week schoon met
een borstel; dit moet vaker gebeuren wanneer u onder
zware omstandigheden werkt. Een vuil of verstopt
koelsysteem leidt tot oververhitting waardoor de
machine beschadigd kan raken. (Figuur 108)
3
Om oververhitting van het product te voorkomen,
dient u met een goed geslepen ketting te werken en
regelmatig te controleren of er nog voldoende
kettingolie van goede kwaliteit in de tank zit.
Accu
•
Controleer of de accu niet is beschadigd of vervormd
en geen zichtbare beschadigingen vertoont zoals
barsten. (Figuur 109)
Batterijlader
•
Controleer of de acculader en het stroomsnoer niet
beschadigd of vervormd zijn en of er geen duidelijk
zichtbare defecten, zoals barsten, aanwezig zijn.
(Figuur 110)