- De dwarsaanslag (7) draaien, tot de gewenste hoek-
graad is ingesteld. De pijl op de dwarsaanslag geeft
de ingestelde hoek aan. (0°-60°)
- Draai de klemschroef (32) weer vast.
- De aanslagrail (34) kan op de dwarsaanslag (7)
worden verschoven. Draai hiervoor de moeren (33)
losser en schuif de aanslagrail (34) in de gewenste
positie. Draai de moeren (34) weer aan.
Let op!
- Schuif de aanslagrail (34) niet te veer in de richting
van het zaagblad.
- De afstand tussen de aanslagrail (34) en het zaag-
blad (3) dient ca. 2 cm te bedragen.
10. Bedrijf
Werkinstructies
Na elke nieuwe afstelling is het aan te raden een
proefsnede uit te voeren om de afgestelde afmetingen
te controleren.
Na het aanzetten van de zaag wachten tot het zaag-
blad zijn maximumtoerental heeft bereikt voordat u de
snede uitvoert.
Lange werkstukken aan het einde van het snijden be-
veiligen tegen neerkantelen! (b.v. afrolstandaard etc.)
Let op bij het insnijden!
Gebruik het toestel alleen met afzuiging.
Controleer en reinig regelmatig de afzuigkanalen.
Geschiktheid van de zaagbladen:
- 24 tanden: zachte materialen, hoge spaanafname,
grof snijbeeld
- 48 tanden: harde materialen, geringere
spaanafname, fijner snijbeeld
10.1 Uitvoeren van langssneden (afb. 19)
Hierbij wordt een werkstuk in lengterichting doorsne-
den. Eén kant van het werkstuk wordt tegen de paral-
lelaanslag (15) geduwd terwijl de vlakke zijde op de
zaagtafel (1) ligt. De zaagbladafdekking (4) moet altijd
op het werkstuk worden neergelaten. De werkstand tij-
dens het zagen in lengterichting mag nooit in één lijn
met het verloop van de snede zijn.
- Parallelaanslag (15) afstellen naargelang van de
hoogte van het werkstuk en de gewenste breedte
(zie 9.4).
- Zaag aanzetten.
- Handen met gesloten vingers plat op het werkstuk
leggen en het werkstuk langs de parallelaanslag (15)
het zaagblad (3) in schuiven.
- Met de linker of rechter hand (naargelang de positie
van de parallelaanslag) zijdelings geleiden, maar
enkel tot de voorkant van de zaagbladafdekking (4).
- Werkstuk steeds tot het einde van het splijtwig (6)
doorschuiven.
- De snijafval blijft op de zaagtafel (1) liggen tot het
zaagblad (3) opnieuw tot stilstand is gekomen.
- Lange werkstukken aan het einde van het snijden
beveiligen tegen neerkantelen! (b.v. afrolstandaard
etc.)
10.1.1 Snijden van smallere werkstukken (afb. 20)
Langssneden van werkstukken met een breedte van
minder dan 120 mm moeten zeker met gebruikmaking
van een schuifstok (9) worden uitgevoerd. Schuifstok is
niet bij de levering begrepen. Versleten of beschadigde
schuifstok onmiddellijk vervangen.
• Stel de parallelaanslag overeenkomstig de beoogde
werkstuk breedte. (zie 9.4)
• Gebruik het werkstuk met beide handen verschui-
ven, in het gebied van het zaagblad se een schuif-
stok (9) en stuwkracht hulp.
• Werkstuk altijd door te stoten tot het einde van de
splijtwig.
m
Let op! Bij korte werkstukken moet de schuifstok
worden gebruikt.
10.1.2 Uitvoeren van schuine sneden (afb. 21)
Schuine sneden worden principieel uitgevoerd mits ge-
bruikmaking van de parallelaanslag (15).
- Zaagblad op de gewenste hoekmaat afstellen. (zie
9.3)
- Parallelaanslag (15) afstellen naargelang de breedte
en de hoogte van het werkstuk (zie 9.4).
- Snede conform de werkstukbreedte uitvoeren (zie
10.1)
10.2 Uitvoeren van dwarssneden (afb. 22)
- Dwarsaanslag (7) in één van de beide groeven
(31a/b) van de zaagtafel schuiven en op de gewens-
te hoekmaat afstellen (zie 9.5).
Indien het zaagblad (3) bovendien schuin wordt
gesteld, moet die groef (31a) worden gebruikt die
voorkomt dat uw hand en de dwarsaanslag met de
zaagbladafdekking in contact komen.
- Indien aanslagrail gebruiken.
- Werkstuk hard tegen de dwarsaanslag (7) drukken.
- Zaag aanzetten.
- Dwarsaanslag (7) en werkstuk naar het zaagblad
toe schuiven teneinde de snede uit te voeren.
www.scheppach.com
NL | 91