. Apparaat bedienen
Sluit het apparaat aan op een geaard stopcontact. De lokale netspanning moet
overeenkomen met de technische gegevens van het apparaat.
Na instelling van de temperatuurregelaar (3) wordt de temperatuur in zowel het
koelgedeelte als het vriesgedeelte automatisch geregeld.
De temperatuurregelaar (3) heeft 8 instellingen (zie afb. 20):
0
Apparaat is uitgeschakeld
Om de stroomvoorziening van het apparaat volledig te onderbreken, zet u de
temperatuurregelaar (3) op stand en trekt u de stekker uit het stopcontact.
1
Laagste koelvermogen (het warmst)
2-5
Tussenstanden
7
Hoogste koelvermogen (het koudst)
De binnentemperaturen kunnen worden beïnvloed door de standplaats
van het apparaat, de omgevingstemperatuur en de frequentie waarmee
de deur wordt geopend. Houd hiermee rekening bij het instellen van de
temperatuurregelaar (3).
Leg geen levensmiddelen in het koelgedeelte (9) en het vriesgedeelte
(13) voordat het apparaat is afgekoeld. Zet de temperatuur van het koel-
of vriesgedeelte op de koudste stand voordat verse levensmiddelen
worden ingelegd.
De hoogste koelstand van de temperatuurregelaar (3) mag alleen voor
korte tijd worden ingesteld bij hoge buitentemperaturen of als het ap-
paraat wordt gevuld met levensmiddelen die snel gekoeld moeten wor-
den. Nadat de gewenste binnentemperatuur is bereikt, moet de tempe-
ratuurregelaar (3) weer op een lagere stand worden gezet, omdat de
temperatuur in het koelgedeelte anders daalt tot onder 0 °C en dit een
negatieve impact kan hebben op de gekoelde levensmiddelen.
112
Afb. 20