De bloeddrukmonitor gebruiken
Koppelen
Bluetooth®-apparaten moeten met een ander specifiek apparaat worden
gekoppeld voordat ze met dat apparaat kunnen communiceren. Als deze
bloeddrukmonitor vanaf het begin met een ontvangstapparaat is gekoppeld,
worden meetgegevens automatisch naar die ontvanger overgedragen zodra een
meting wordt uitgevoerd.
Waar u op moet letten bij koppelen
Er kan steeds maar één apparaat tegelijk aan deze bloeddrukmonitor gekoppeld
zijn. Probeer de apparaten opnieuw te koppelen als het ontvangstapparaat geen
meetgegevens kan ontvangen
Als een ander ontvangstapparaat wordt gekoppeld, wordt het eerste apparaat
ontkoppeld zodat de nieuwe koppeling kan plaatsvinden.
Ga als volgt te werk als u de bloeddrukmonitor wilt koppelen met een met
Bluetooth® compatibel ontvangstapparaat. Raadpleeg daarnaast de handleiding
bij het ontvangstapparaat. Gebruik bij voorkeur een koppelingswizard als deze
aanwezig is.
Koppelingsprocedure
1.
Volg de instructies in de handleiding bij het ontvangstapparaat om dit in een
status te brengen waarin het kan worden gekoppeld. Wanneer u deze
bloeddrukmonitor
ontvangstapparaat te plaatsen waarmee u het wilt koppelen.
2.
Plaats de batterijen of sluit de netstroomadapter aan zoals
beschreven op pagina 8.
Houd de knop
weergegeven en laat de knop dan los.
De bloeddrukmonitor kan nu ongeveer een minuut lang
door het ontvangstapparaat worden gevonden.
3.
Het woord
weergegeven om aan te geven dat de koppeling is
voltooid.
4.
Als
wordt weergegeven of als de koppeling is
mislukt, moet u de batterijen verwijderen of de
netstroomadapter loskoppelen, waarna u stap 1-3
opnieuw kunt proberen.
5.
Volg de handleiding voor het ontvangstapparaat om naar deze
bloeddrukmonitor te zoeken, deze te selecteren en er een koppeling mee tot
stand te brengen.
koppelt,
dient
ingerukt tot
wordt op de bloeddrukmonitor
Nederlands 10
u
deze
zo
dicht
mogelijk
bij
het