6 Inbedrijfneming
6.1 Batterijen plaatsen 2
ATTENTIE
Gebruik geen beschadigde batterijen.
ATTENTIE
Vervang altijd alle batterijen tegelijk.
GEVAAR
Combineer geen nieuwe met oude batterijen. Gebruik
geen batterijen van verschillende producenten of met
nl
verschillende typeaanduidingen.
1.
Maak de batterij-afdekking aan de achterzijde los.
2.
Neem de batterijen uit de verpakking en plaats deze
direct in het apparaat.
AANWIJZING Let op de juiste polariteit (zie de mar-
kering in het batterijvak).
3.
Sluit de batterij-afdekking.
4.
Zorg ervoor dat het batterijvak goed vergrendeld is.
6.2 Apparaat in-/uitschakelen
1.
Het apparaat kan zowel met de aan/uit-toets als ook
met de meettoets worden ingeschakeld.
2.
In uitgeschakelde toestand de aan/uit-toets indruk-
ken: het apparaat wordt ingeschakeld
De laser is uitgeschakeld.
3.
In uitgeschakelde toestand de aan/uit-toets indruk-
ken: het apparaat wordt uitgeschakeld.
4.
In uitgeschakelde toestand de meettoets indrukken:
het apparaat en de laser worden ingeschakeld.
6.3 Menu
AANWIJZING
Vanuit het hoofdmenu kunt u navigeren naar speciale
functies en instellingen. Druk op de menutoets om naar
het hoofdmenu te gaan. Gebruik de links- resp. rechts-
toets om door het menu te navigeren. De geselecteerde
functie wordt altijd geaccentueerd. Bevestig de selec-
tie van de betreffende functie door op de meettoets te
drukken.
AANWIJZING
De bovenste regel van het hoofdmenu is de individueel
te configureren favorietenbalk. Hier kunt u uw meest
gebruikte toepassingen opslaan (zie 6.4.5 Favorietenbalk
aanpassen).
In het gedeelte onder de scheidingsbalk bevinden zich
verschillende toepassingsgroepen. Door het bevestigen
van een toepassingsgroep wordt deze geopend en wor-
den alle functies van deze toepassingsgroep weergege-
ven.
114
6.4 Instellingen
1.
Druk op het ingeschakelde apparaat de menutoets
in.
2.
Navigeer met behulp van de rechts- resp. links-toets
naar de toepassingsgroep "Instellingen".
3.
Bevestig dit met de meettoets.
6.4.1 Meeteenheid
De meeteenheid kan in m, cm of mm worden ingesteld.
De geselecteerde meeteenheid wordt weergegeven in
een zwarte rechthoek.
6.4.2 Meetreferenties
AANWIJZING
Het apparaat kan van 5 verschillende aanslagen of refe-
renties afstanden meten. Het omschakelen tussen voor-
kant, achterkant en het schroefdraad aan de achterzijde
van het apparaat (batterijvak) gebeurt in het menu Mee-
treferenties. Als de aanslagpunt 180° wordt uitgeklapt,
wordt automatisch naar de meetpunt omgeschakeld. In-
dien de meetverlenging PDA 72 (optionele toebehoren)
aan de onderzijde van het apparaat wordt bevestigd,
wordt deze automatisch door het apparaat herkend en
op het display weergegeven. De meetverlenging PDA 72
kan ook aan de achterzijde van het apparaat (batterijvak)
worden bevestigd – hij wordt daar echter niet automa-
tisch herkend. Bij het inklappen van de meetpunt of bij
het uitschakelen van het apparaat wordt de meetreferen-
tie altijd teruggezet op de achterkant. De groene LED's
en het meetreferentiesymbool op het display geven de
geselecteerde meetreferentie aan.
Voorkant
Achterzijde van het apparaat (batterijvak)