Neem in geval van twijfel contact op met de
fabrikant.
c) De batterijen mogen niet in kinderhanden ko-
men.
d) Oververhit de batterijen niet en stel ze niet bloot
aan vuur. De batterijen kunnen exploderen of er
kunnen toxische stoffen vrijkomen.
e) Laad de batterijen niet op.
f) Soldeer de batterijen niet in het apparaat.
g) Ontlaad de batterijen niet door kortsluiting; deze
kunnen hierdoor oververhit raken en brandblaren
veroorzaken.
6. Inbedrijfneming
6.1 Batterijen inbrengen 2
GEVAAR
Gebruik alleen nieuwe batterijen.
1. Klap het apparaat dicht.
2. Druk op de arrêteersluiting van het batterijvak.
7. Bediening
AANWIJZING
Projecteer de lijn op een loodrecht, egaal oppervlak
om een zo groot mogelijke precisie te bereiken. Breng
het apparaat daarbij in een hoek van 90° ten opzichte
van het oppervlak.
AANWIJZING
Wanneer het apparaat is dichtgeklapt, is de pendel
automatisch geblokkeerd (de laserstraal knippert).
7.1 Bediening
7.1.1 Apparaat openklappen
1. Open het apparaat in de positie van 90° of 180°.
h) Open de batterijen niet en stel ze niet bloot aan
overmatige mechanische belasting.
i) Gebruik geen beschadigde batterijen.
j) Combineer geen nieuwe met oude batterijen.
Gebruik geen batterijen van verschillende produ-
centen of met verschillende typeaanduidingen.
5.6 Vloeistoffen
Bij een verkeerd gebruik kan er vloeistof uit het accu-
pack komen. Voorkom contact. Spoel bij onvoorzien
contact met water af. Komt de vloeistof in de ogen,
spoel deze dan met veel water uit en neem con-
tact op met een arts. Gelekte accuvloeistof kan tot
huidirritaties en verbrandingen leiden.
3. Trek de batterijhouder naar beneden uit het appa-
raat.
4. Neem de batterijen uit de verpakking en plaats
deze direct in het apparaat.
AANWIJZING De apparaten mogen alleen met de
door Hilti aanbevolen batterijen worden gebruikt.
5. Controleer of de polen in overeenstemming met
de aanwijzingen op de onderkant van het apparaat
correct gericht zijn.
6. Sluit het batterijvak. Zorg ervoor dat het goed
vergrendeld is.
2. Breng de referentielijn in een parallelle positie ten
opzichte van de bovenkant van de regeleenheid.
AANWIJZING De pendel kan alleen vrij heen en
weer bewegen wanneer de referentielijn parallel
ten opzichte van de regeleenheid staat, de pendel-
vergrendeltoets niet ingedrukt is en het apparaat
een helling van 3,5° in elke richting ten opzichte
van de horizontale lijnen niet overschrijdt.
AANWIJZING Knipperen de laserstralen met een
hoge frequentie, dan kan het apparaat zichzelf niet
nivelleren.
7.1.2 Laserstralen inschakelen
7.1.2.1 Verticale stralen (twee punten en één
lijn) inschakelen
Druk één keer op de keuzeschakelaar.
nl
85