LNCS-II™ rainbow® DCI-en DCIP
8λ SpCO-serie
Herbruikbare SpCO®-, SpMet®- & SpO
LATEX
Herbruikbaar
Voordat u deze sensor gebruikt, moet u eerst de gebruikershandleiding bij het apparaat en deze geb-
ruiksaanwijzing lezen en begrijpen.
INDICATIES
PCX-2108A
02/13
De herbruikbare LNCS-II™ rainbow® DCI®- en DCIP 8λ SpCO-sensoren zijn geïndiceerd voor gebruik bij steekproeven of voor
constante, niet-invasieve bewaking van arteriële verzadiging (SpO
arteriële methemoglobine (SpMet®) en polsfrequentie. De nauwkeurigheid van SpCO en SpMet zijn niet gevalideerd bij beweging of
omstandigheden met een slechte doorbloeding.
WAARSCHUWING: Masimo-sensoren en -kabels zijn ontworpen voor gebruik met apparaten met Masimo SET®-oximetrie of die in
licentie zijn gegeven voor gebruik met Masimo-sensoren.
CONTRA-INDICATIES
Herbruikbare LNCS-II rainbow® DCI- en DCIP 8λ SpCO-sensoren zijn gecontra-indiceerd voor gebruik bij mobiele patiënten en voor
langdurig gebruik. De sensorlocatie moet ten minste om de vier (4) uur of vaker geïnspecteerd worden; indien de gesteldheid van de
bloedsomloop of van de huid dit vereist, moet de sensor op een andere locatie worden aangebracht.
BESCHRIJVING
De herbruikbare LNCS-II rainbow® DCI- en DCIP 8λ SpCO-sensoren zijn uitsluitend bedoeld voor gebruik met apparaten met de Masimo
rainbow SET®-technologie, versie 7.1 of hoger, of apparaten met de Masimo SET-technologie of een licentie voor gebruik met sensoren
die compatibel zijn met rainbow. Neem contact op met de producent van de verschillende oximetriesystemen over de compatibiliteit
van specifieke apparaten en sensormodellen. Iedere apparaatfabrikant moet zelf bepalen of zijn eigen apparaten compatibel zijn met
de verschillende sensormodellen.
OPMERKING: deze sensor kan alle parameters lezen, maar wordt beperkt door de parameters op het apparaat.
De herbruikbare LNCS-II rainbow® DCI- en DCIP 8λ SpCO-sensoren zijn gevalideerd voor de Radical-7® Pulse CO-Oximeter® met Masimo
rainbow SET-technologie.
WAARSCHUWINGEN, LET OP-MELDINGEN EN OPMERKINGEN
• Alle sensoren en kabels zijn bestemd voor gebruik met specifieke monitoren. Controleer vóór gebruik de compatibiliteit van de
monitor, de kabel en de sensor, omdat incompatibiliteit tot slechte prestaties en/of letsel bij de patiënt kan leiden.
• De plaats moet frequent of conform het klinische protocol worden gecontroleerd. Let hierbij op goed kleven, een goede
bloedsomloop, een goede huidconditie en een goede optische uitlijning.
• Wees uiterst voorzichtig bij patiënten met een slecht doorbloede huid; er kan huiderosie en druknecrose ontstaan als de sensor
niet vaak genoeg wordt verplaatst. Controleer de plaats bij patiënten met een slechte doorbloeding ten minste één keer (1) per
uur en verwijder de sensor als zich tekenen van weefselischemie voordoen.
• De doorbloeding op de sensorplaats moet regelmatig worden gecontroleerd.
• Bij een slechte doorbloeding moet de sensorplaats dikwijls worden gecontroleerd op tekenen van weefselischemie, die
druknecrose kan veroorzaken.
• Bij een zeer slechte doorbloeding op de bewaakte plaats kunnen de metingen lager zijn dan de arteriële zuurstofverzadiging in
de kern.
• Gebruik geen tape om de sensor op de plek te bevestigen; dit kan de bloedsomloop beperken en aanleiding geven tot
onjuiste metingen leiden. Het gebruik van extra kleefband kan huidbeschadiging en/of druknecrose veroorzaken of de sensor
beschadigen.
• Als een sensor te strak is aangebracht of zich strakker vastzet door oedeem, zijn de afleeswaarden onjuist en kan druknecrose
worden veroorzaakt.
• Onjuist aangebrachte sensoren of gedeeltelijk loslatende sensoren kunnen onjuiste metingen veroorzaken.
• Aderverstopping kan een te lage meting van de eigenlijke arteriële zuurstofverzadiging veroorzaken. Daarom dient men te
zorgen voor de juiste veneuze stroming op de bewaakte plaats. De sensor mag zich niet lager dan het hart bevinden (zoals het
geval is met een sensor op de hand van een patiënt wiens arm over de bedrand hangt, Trendelenburg-positie).
• Veneuze pulsaties kunnen verkeerde, te lage SpO
houding).
• De pulsaties van de intra-aorta ballonsteun kunnen bij de polsfrequentie worden geteld op het overeenkomstige weergavevenster
van de oximeter. Vergelijk de hartfrequentie van de patiënt met de hartfrequentie op het ECG.
• De sensor mag geen zichtbare gebreken, verkleuringen of beschadigingen vertonen. Als de sensor is verkleurd of beschadigd,
mag u deze niet langer gebruiken. Gebruik nooit een beschadigde sensor of een sensor met blootliggende elektrische bedrading.
• Plaats de kabel en patiëntenkabel voorzichtig om te voorkomen dat de patiënt verstrikt of beklemd raakt.
• Breng de sensor niet aan op een vinger of teen waar een arteriële katheter of bloeddrukmanchet op is aangebracht.
• Bij gebruik van pulsoximetrie tijdens bestraling van het gehele lichaam moet de sensor buiten het stralingsveld worden
gehouden. Als de sensor aan de straling wordt blootgesteld, kan de meting tijdens de actieve bestralingsperiode foutief zijn of
nul bedragen.
GEBRUIKSAANWIJZING
Bij de productie is geen latex van natuurrubber gebruikt
2
-sensoren
2
), arteriële verzadiging van carboxyhemoglobine (SpCO®),
2
-metingen veroorzaken (b.v. regurgitatie van tricuspidalisklep, Trendelenburg-
33
Niet-steriel
> 10 kg
10572A-eIFU-0220
nl