HABA PAPPERLAPAPP Instrucciones página 31

Voorbereiding van het spel
Alle figuren worden in het zakje gestopt. De kaarten liggen met de afbeelding naar boven
naast elkaar op de tafel. De dobbelsteen en de cd zijn niet nodig.
Verloop van het spel
De kinderen spelen kloksgewijs. Wie als laatste een dier heeft gestreeld, mag beginnen en
een figuur uit het zakje halen.
Welke figuur is het? Welke kleur heeft hij? Welk geluid hoort erbij? Op welke kaart staat hij
afgebeeld?
De figuur wordt benoemd en op de bijbehorende kaart gelegd.
De andere kinderen mogen de geluiden ook nabootsen en helpen bij het zoeken.
Als alle figuren op de juiste kaart liggen, kunt u enkele vragen stellen over overeenkomsten
en verschillen.
De kinderen kunnen dan de dieren sorteren en de vragen beantwoorden.
Stel weinig en specifieke vragen en bespreek ze samen met de kinderen.
Voorbeelden
• Welke dieren hebben dezelfde kleur? Zoek alle blauwe (rode, groene ...) dieren.
• Welke dieren hebben een vacht? Welke dieren hebben veren? Welke dieren hebben
vleugels?
• Welke figuren heb je al in het echt gezien? Welke ken je alleen uit boeken of van televi-
sie?
• Welke figuren zijn dieren/geen dieren?
• Welke dieren leven op de boerderij/in Afrika/in de zoo?
• Welke figuren zijn in het echte leven kleiner/groter dan jij?
• Wat kan zwemmen/lopen/kruipen/vliegen/rijden?
• Leg het rode belletje links en het blauwe klokje rechts van de kaarten. Welke dieren
kijken naar het belletje en welke naar het klokje?
Varianten
1. Verdere vragen over de figuren
• De koe wil weten wat allemaal met haar melk wordt gemaakt. Welke dingen ken jij?
• Het paard eet graag fruit. Wie van jullie eet ook graag fruit? Welk fruit eet je het liefst?
Enz.
2. Verhaaltjes vertellen
• U kunt de kinderen aansporen om zelf zinnen of verhaaltjes te bedenken.
• De spelers kunnen met de dobbelsteen ook leuke onzinverhaaltjes verzinnen. Een kind
gooit met de dobbelsteen, legt een figuur in de kleur van de worp in het midden van de
tafel en begint een verhaaltje met een zin waarin de figuur voorkomt. Het volgende kind
gooit met de dobbelsteen, neemt een figuur in de juiste kleur, legt hem naast de eerste
en vervolgt het verhaaltje. Als een speler de ster gooit, mag hij een figuur kiezen.
31