BEVEILIGINGEN
De motorploeg is uitgerust met verschillende
beveiligingen en in het bijzonder met:
1) STILSTAND MOTOR "Motorstop"
De werkpositie van motorstophendel 1 wordt
aangetoond in Fig. 12.
Als de stuurhendels (om wat voor reden dan
ook) worden losgelaten dan neemt hendel 1
automatisch de positie aan die door Fig. 13
wordt weergegeven en waarbij de motor tot
stilstand komt.
2) KOPPELINGSKLEM
Met koppelingsklem C ingeschakeld (Fig. 14)
wordt iedere beweging verhinderd bij een
ingeschakelde versnelling.
3) BLOKKERING AFTAKAS
Deze zeer belangrijke beveiliging verhindert
de gelijktijdige inschakeling van de aftakas
en de achteruitversnelling wanneer de frees
is aangekoppeld.
Om dan de achteruit-versnelling te gebruiken
dient men eerst de aftakas te ontkoppelen.
Deze blokkering wordt automatisch in- en
uitgeschakeld al naar gelang de schake-
lingshendel in voor- of achteruit wordt ge-
draaid.
4) BLOKKERING 4de ACHTERUIT-VER-
SNELLING IN POSITIE FRONTALE WE-
RKTUIGEN
Door middel van een vaste vergrendeling
op de stuurboom is het onmogelijk een 4de
achteruitvernelling in te schakelen.
ELECTRISCH STARTEN (Fig. 15)
(op aanvraag bij bestelling)
1) Accu 1 2V - 24 Ah
2) Startschakelaar
3) Controlelampje opladen accu
4) Eenpolig stopcontact voor werklamp
ELECTRISCH STARTEN MOTOR
(Fig. 16)
Voor het starten van de motor
dient men de volgende hande-
lingen uit te voeren:
1) Nadat de omkoppelings-besturings-
hefboom zich in vrijloop bevinden en de
inklinkkoppeling C ingeschakeld is (Fig. 12),
de sleutel in de startschakelaar voegen en op
positie 1 draaien.
2) Draai de sleutel verder tot in positie 2
waar ze, als de motor start, losgelaten kan
Fig. 12
Fig. 13
Fig. 14
Fig. 15
Fig. 16
81