A Residuen in commercieel beschikbare antioxidans kunnen de apparatuur na-
delig beïnvloeden. Bij hardsolderen uitsluitend niet-oxiderend hardsoldeer-
materiaal gebruiken. Gebruik van ander hardsoldeermateriaal kan leiden tot
beschadiging van de compressor.
(Raadpleeg onderdeel 10.2 voor gedetailleerde informatie over de aansluiting
van leidingen en klepgebruik.)
B Sluit nooit pijpen aan op het buitenapparaat terwijl het regent.
Waarschuwing:
Wanneer u de airconditioner op een andere plaats installeert, dient u deze
alleen te vullen met die koelstof welke vermeld staat op het apparaat.
- Indien een andere koelstof wordt gebruikt of indien er lucht wordt gemengd met
de oorspronkelijke koelstof, kan er een storing optreden in de koelcyclus en kan
het apparaat beschadigd raken.
Voorzichtig:
•
Gebruik een vacuümpomp met een keerklep voor terugstroming.
- Indien de vacuümpomp geen keepklep voor terugstroming heeft, kan de olie
van de vacuümpomp terugstromen in de koelcyclus en ervoor zorgen dat de
koelmachine-olie verslechtert en zorgen voor andere problemen.
•
Maak geen gebruik van het volgende gereedschap, dat wordt gebruikt bij
gangbare koelstoffen.
(Gasverdeelventiel, vulslang, gaslekdetector, keerklep voor terugstroming,
vulslang voor koelstof, vacuümmeter, apparatuur voor het terugwinnen
van koelstof)
- Indien de gangbare koelstof en koelmachine-olie woâten gemengd, kan de
koelmachine-olie verslechteren.
- Indien water wordt gemengd, kan de koelmachine-olie verslechteren.
- Aangezien de R410A geen chloor bevat, zullen gaslekdetectoren voor gang-
bare koelstoffen deze niet op deze koelstof reageren.
•
Beheer het gereedschap met meer zorg dan normaal.
- Indien er stof, vuil of water in de koelcyclus terecht komt, kan dit verslechte-
ring van de koelmachine-olie als gevolg hebben.
•
Maak geen gebruik van de bestaande koelstofpijpen.
- De oude koelstof en koelmachine-olie in de bestaande buizen bevat een
grote hoeveelheid chloor die ervoor kan zorgen dat de koelmachine-olie van
het nieuwe apparaat verslechtert.
•
Sla de te gebruiken pijpen binnen op en zorg ervoor dat beide uiteinden
van de pijpen afgesloten zijn, tot vlak voordat deze worden gesoldeerd.
- Indien er stof, vuil of water in de koelcyclus terecht komt, kan dit verslechte-
ring van de olie of een storing in de compressor als gevolg hebben.
•
U dient geen gebruik te maken van een vulcilinder.
- Door gebruik te maken van een vulcilinder kan de koelstof verslechteren.
•
Gebruik geen speciale reinigingsmiddelen voor het reinigen van de pij-
pen.
10. Extra vulling met koelvloeistof
Het buitenapparaat wordt vóór verzending gevuld met de koelstof. Aangezien deze
vulling niet genoeg is in het geval van uitbreidingen aan de pijpen, is ter plekke een
extra vulling voor elke koelleiding nodig. Om toekomstig onderhoud op de juiste
manier te kunnen laten plaatsvinden, dient u altijd de grootte en lengte van elke
koelleiding bij te houden en de hoeveelheid extra koelvloeistof op de daarvoor
bestemde plaats op het buitenapparaat te schrijven.
10.1. Berekening van extra vulling met koel-
vloeistof
•
Bereken de hoeveelheid extra vulling gebaseerd op de lengte van de pijp-
uitbreidingen en de doorsnede van de koelleiding.
•
Gebruik de onderstaande tabel bij het uitrekenen van de hoeveelheid toe te
voegen koelstof en vul het systeem daarmee bij.
•
Als de berekening resulteert in een gebroken getalswaarde van kleiner dan
0,1 kg, rond deze waarde dan af op de volgende 0,1 kg-waarde. Bijvoorbeeld,
een rekenresultaat van 28,92 kg rondt u af op 29,0 kg.
<Extra vulling>
Extra vulling
Totale lengte van
koelvloeistof
vloeistofpijpen
=
met ø19,05 × 0,29
(m) × 0,29 (kg/m)
(kg)
Totale lengte van
vloeistofpijpen
+
met ø9,52 × 0,06
(m) × 0,06 (kg/m)
66
Totale lengte van
Totale lengte van
vloeistofpijpen
vloeistofpijpen met
+
+
met ø15,88 × 0,2
ø12,7 × 0,12
(m) × 0,2 (kg/m)
(m) × 0,12 (kg/m)
Totale lengte van
vloeistofpijpen met
+ α
+
ø6,35 × 0,024
(m) × 0,024 (kg/m)
9.2. Het systeem van koelstofpijpen
Aansluitingsvoorbeeld
[Fig. 9.2.1] (P.3)
Å Buitenmodel
Ç Gaspijp
‰ Subapparaat
Ì Totale capaciteit van de binnenapparaten
Ó Typenummer
Ô Type aftakkingspakket
Ò Aftakkingsstuk met 4 aftakkingen (Totaal aantal stroomafwaartse units
˜ Aftakkingsstuk met 8 aftakkingen (Totaal aantal stroomafwaartse units
ˆ Aftakkingsstuk met 10 aftakkingen (Totaal aantal stroomafwaartse units
A Buitenapparaat
C Binnenapparaat
E Distributeur (vloeistof), Distributeur (gas)
F Naar stroomafwaarts gelegen apparaten
G Oliebalanspijp K
I Distributeur (vloeistof) <accessoire> J Gasleiding A
K Vloeistofleiding A
M Vloeistofleiding B
O Vloeistofleiding (hoofd) C
Q Hoofdapparaat
Opmerking1:
•
Het modeltotaal van het apparaat dat zich stroomafwaarts bevindt is een
aanwijzing voor het modeltotaal indien de apparaten vanaf punt C in [Fig.
9.2.1] worden beschouwd.
Opmerking2:
•
De gasdistributeur is op het subapparaat gemonteerd, dus is B alleen
vloeistofpijp.
Opmerking3:
•
Gebruik CMY-Y302-G voor de eerste verdeling. In dit geval moet de totale
capaciteit van het apparaatmodel dat zich stroomafwaarts bevindt, aan
alle zijden 650 of minder bedragen.
•
Indien de totale capaciteit van het apparaatmodel dat zich stroomafwaarts
bevindt aan beide zijden boven 650 komt, gebruikt u 2 stuks CMY-Y302-
G, en verdeelt u ze opvolgend.
<Voorbeeld>
Binnen 1: P250
A: ø15,88
3 m
2: P200
B: ø15,88
1 m
3: P80
C: ø19,05
40 m
4: P71
D: ø15,88
10 m
5: P140
E: ø12,7
5 m
6: P125
F : ø9,52
5 m
7: P63
G: ø12,7
30 m
8: P25
I : ø9,52
5 m
J : ø9,52
5 m
De totale lengte van elke vloeistofleiding is als volgt:
ø19,05: C = 40 m
ø15,88: A + B + D = 14 m
ø12,7: E + G = 35 m
ø9,52: F + I + J + a + b + c + d + e + f + g = 70 m
ø6,35: i = 5 m
Daarom,
<Rekenvoorbeeld>
Extra vulling koelvloeistof
= 40 × 0,29 + 14 × 0,2 + 35 × 0,12 + 70 × 0,06 + 5 × 0,024 + 6,0 = 29,0 kg
Waarde van α
Totale capaciteit van aangesloten binnenapparaten
Typen 81 tot 160
Typen 161 tot 330
Typen 331 tot 480
Typen 481 tot 630
Typen 631 tot 710
Typen 711 tot 890
Typen 891 tot 1070
Typen 1071 tot 1250
Typen 1251 ~
ı Vloeistofpijp
Î Hoofdapparaat
Ï Oliebalanspijp
È Totaal van stroomafwaartse apparaten
Eerste aftakking van
=
200)
=
400)
=
650)
B Eerste aftakking
D Dop
H Distributeur (gas) <accessoire>
L Gasleiding B
N Gasleiding (hoofd) C
P Geeft pijpaansluitpunten aan
R Subapparaat
a: ø9,52
15 m
b: ø9,52
15 m
Voor de
c: ø9,52
5 m
hieronder
d: ø9,52
5 m
genoemde
e: ø9,52
5 m
omstandig-
f : ø9,52
5 m
heden:
g: ø9,52
5 m
i : ø6,35
5 m
α
1,5 kg
2,0 kg
2,5 kg
3,0 kg
4,0 kg
5,0 kg
6,0 kg
7,0 kg
9,0 kg